Hoofdstuk 41 OP WELKE UREN DE BROEDERS MOETEN ETEN
1 Van
het heilig Paasfeest af tot Pinksteren eten de broeders op het zesde uur en
krijgen zij 's avonds nog een avondmaal.
2 Van
Pinksteren af gedurende de gehele zomer moeten de monniken, als ze geen werk op
het land te doen hebben en de hitte van de zomer hen niet al te zeer drukt, op
woensdag en vrijdag wachten met eten tot het negende uur.
3 De
overige dagen gebruiken zij de hoofdmaaltijd op het zesde uur.
4 Dit
zesde uur wordt ook aangehouden voor de hoofdmaaltijd als er werk op het land
te doen is of wanneer de hitte van de zomer hevig is. Het komt aan de abt toe
hierin te voorzien.
5 Hij
moet alles zo weten te regelen en te beschikken, dat de zielen zalig worden en
dat de broeders tevens bij het verrichten van hun werk geen reden tot klagen
hebben.
6 Van
13 september tot het begin van de veertigdaagse vasten moeten de broeders
altijd op het negende uur eten.
7 Gedurende
de veertigdaagse vasten tot Pasen eten zij tegen de avond;
8 maar
de avondgetijden worden dan op zo'n tijdstip gehouden, dat men voor de maaltijd
geen lamplicht nodig heeft maar met alles nog bij daglicht klaarkomt.
9 Dit
geldt trouwens voor iedere tijd van het jaar, of er apart avondmaal is of
slechts één maaltijd, het uur ervan moet zo geregeld worden, dat alles bij
daglicht kan gebeuren.
|