Hoofdstuk 43 OVER DEGENEN DIE BIJ HET WERK GODS OF AAN
TAFEL TE LAAT KOMEN
1 Op
het uur van het koorgebed legt ieder, zodra hij het teken gehoord heeft, alles
neer wat hij onder handen heeft, en haast zich met spoed er naar toe,
2 maar
altijd met de nodige ernst om geen aanleiding te geven tot grappenmakerij.
3 Er
mag dus niets boven het werk Gods gesteld worden.
4 Als
iemand in de nachtgetijden na het "Eer aan de Vader" van psalm 95
komt - daarom willen wij, dat die heel slepend en traag gezongen wordt - gaat
hij niet op zijn plaats staan in het koor,
5 maar
hij gaat het laatst van allen staan of op de afzonderlijke plaats die de abt
voor dit soort nalatigen heeft aangewezen, zodat ze door hem en door alle
anderen gezien kunnen worden.
6 Als
het werk Gods geëindigd is moet hij door een openlijke voldoening boete doen.
7 De
reden nu, waarom wij bepaald hebben, dat zij op de laatste of op een
afzonderlijke plaats moeten gaan staan, is dat zij zich, omdat zij door allen
gezien worden, zouden beteren, al was het maar uit schaaamte.
8 Want
als ze buiten de bidplaats zouden blijven, is er wellicht iemand die weer naar
bed gaat en slaapt, of anders buiten blijft zitten en de tijd doorbrengt met
praten en zo de Boze een kans geeft.
9 Ze
moeten dan ook naar binnen gaan om althans niet alles te missen en zich in het
vervolg te beteren.
10 Wie
bij de daggetijden in het werk Gods nog niet aanwezig is na het vers en het
"Eer aan de Vader" van de eerste psalm die na het vers gezongen
wordt, die moeten overeenkomstig het voorschrift, waarvan we hierboven
gesproken hebben, op de laatste plaats gaan staan,
11 en
zij mogen zich beslist niet bij het koor voegen van hen die de psalmen zingen,
totdat ze voldoening hebben gebracht, tenzij de abt hun er toestemming voor
geeft doordat hij hun kwijtschelding schenkt.
12 Maar
ook dan moet de schuldige er nog voldoening voor brengen.
13 Wie
aan tafel niet vóór het vers aanwezig is - want allen moeten samen het vers en
het gebed zeggen en samen aan tafel gaan -
14 wie
dus uit nalatigheid of schuld niet op tijd is, krijgt hiervoor tot tweemaal toe
een terechtwijzing.
15 Als
hij zich in het vervolg niet betert, mag hij niet langer aan de
gemeenschappelijke maaltijd deelnemen,
16 maar
moet hij afgezonderd van het gezelschap van de anderen zijn maaltijd alleen
gebruiken, waarbij hem zijn rantsoen wijn onthouden wordt, totdat hij
voldoening heeft gebracht en zich gebeterd heeft.
17 Dezelfde
straf ondergaat hij, die niet aanwezig is bij het vers dat na tafel gezegd
wordt.
18 Ook
mag niemand zich veroorloven voor de gestelde tijd of daarna iets - wat dan ook
- te eten of te drinken.
19 En
verder: als iemand iets door de overste krijgt aangeboden en hij weigert het
aan te nemen, dan zal hij, wanneer hij op een ander moment weer hebben wil wat
hij eerst geweigerd heeft of iets anders, volstrekt niets krijgen, totdat hij
zich naar behoren gebeterd heeft.
|