Hoofdstuk 63 OVER DE RANGORDE IN DE GEMEENTE
1 De
monniken bewaren in het klooster de rangorde die bepaald wordt door hen moment
van intrede, hun verdiensten en de beschikking van de abt.
2 De
abt van zijn kant mag de hem toevertrouwde kudde niet in verwarring brengen en
onrechtvaardige maatregelen treffen alsof hij kan doen en laten wat hij wil,
3 maar
hij moet altijd bedenken, dat hij van al zijn oordelen en daden aan God
rekenschap zal moeten afleggen.
4 In
de volgorde die hij vaststelt of die de broeders zelf al hadden naderen zij
voor de vredekus en voor de Communie, heffen zij de psalmen aan en staan zij in
het koor.
5 Volstrekt
nergens mag de leeftijd de rangorde bepalen of onjuist beïnvloeden,
6 want
Samuël en Daniël hebben ondanks hun jeugd ouderlingen geoordeeld.
7 Afgezien
dus van degenen aan wie de abt, zoals wij zeiden, na rijp beraad een hogere
rang heeft aangewezen of die hij om bepaalde redenen op een lagere plaats heeft
teruggezet, behouden allen de rang die hun volgens hun intrede toekomt.
8 Wanneer
bijvoorbeeld iemand op het tweede uur van de dag in het klooster is aangekomen,
moet hij weten dat hij jonger is dan degene die op het eerste uur gekomen is,
welke leeftijd of waardigheid hij overigens ook mocht hebben.
9 Kinderen
evenwel staan in alles onder toezicht van allen.
10 De
jongeren moeten dus hun ouderen eren, de ouderen hun jongeren liefhebben.
11 Als
ze elkaar aanspreken mag niemand een ander enkel maar bij zijn naam noemen,
12 maar
de ouderen noemen hun jongeren "broeder" en de jongeren hun ouderen
"nonnus", wat "eerwaarde" betekent.
13 De
abt, die als vertegenwoordiger van Christus beschouwd wordt, wordt
"Heer" en "Abt" genoemd, niet omdat hij hierop zelf
aanspraak zou kunnen maken, maar uit eerbied en liefde voor Christus.
14 Zelf
moet hij zich dit goed bewust zijn en zich zó gedragen, dat hij zulk een eer
waardig is.
15 Steeds
als de broeders elkaar ontmoeten vraagt de jongste aan de oudste de zegen.
16 Wanneer
een oudere langskomt, staat de jongere op en biedt hem zijn plaats aan: en de
jongere gaat niet opnieuw zitten, vooraleer zijn oudere het hem zegt.
17 Aldus
wordt in toepassing gebracht wat geschreven staat: "Overtreft elkaar in
eerbetoon".
18 Kleine
kinderen en jonge monniken moeten in het koor en aan tafel in goede orde hun
vaste plaats innemen.
19 Maar
buiten en overal elders wordt er op hen gelet en staan zij onder toezicht,
totdat zij tot de jaren van verstand gekomen zijn.
|