Hoofdstuk 65 OVER DE PRIOR VAN HET KLOOSTER
1 Het
komt maar al te vaak voor dat de aanstelling van een prior ernstige onenigheid
in een klooster doet ontstaan.
2 Er
zijn er inderdaad, die door een kwaadaardige geest van hoogmoed tot
zelfverheffing gebracht worden: zij wanen zich een tweede abt, eigenen zich
wederrechtelijk de macht toe, werken de tweedracht in het hand en doen verdeeldheid
ontstaan in de gemeente.
3 Dat
gebeurt vooral daar waar de prior wordt aangesteld door dezelfde bisschop en
dezelfde abten, die ook de abt aanstellen.
4 Hoe
ongerijmd dit is, valt makkelijk te onderkennen: want van het begin van zijn
aanstelling af wordt de prior alle aanleiding gegeven tot zelfverheffing,
5 omdat
zijn gedachten hem influisteren, dat hij aan het gezag van zijn abt onttrokken
is:
6 "jij
bent evengoed door diezelfde mensen aangesteld door wie ook de abt is
aangesteld".
7 Daar
komt uit voort afgunst, twist, kwaadsprekerij, naijver, tweedracht, opstand;
8 en
doordat de abt en de prior het oneens zijn is het onvermijdelijk, dat niet
alleen hun eigen zielen, zolang die tweedracht duurt, gevaar lopen,
9 maar
ook hun onderhorigen hun ondergang tegemoet gaan doordat zij partij kiezen.
10 De
verantwoordelijkheid voor deze rampzalige gang van zaken berust op de
allereerste plaats bij hen die een dergelijke wantoestand in het leven geroepen
hebben.
11 Het
lijkt ons dan ook veel beter voor het behoud van de vrede en de liefde, dat de
abt naar eigen goeddunken alle benoemingen in zijn klooster zelf regelt.
12 Als
het mogelijk is moet men - zoals wij dat boven al hebben vastgesteld - de
ambtsbezigheden in het klooster door dekenen laten behartigen volgens de
beslissingen van de abt,
13 zodat
een enkeling geen reden meer heeft tot zelfverheffing, omdat meerderen ermee
belast zijn.
14 Als
de plaatselijke omstandigheden het zouden vereisen of de gemeente vraagt erom
op redelijke gronden en met nederigheid en de abt oordeelt het een goede zaak,
15 dan
benoemt de abt zelf diegene tot zijn prior, die hij met de raad van godvrezende
broeders daartoe heeft uitgekozen.
16 Deze
prior echter moet met eerbied dat ten uitvoer brengen wat zijn abt hem
opdraagt, zonder iets te doen wat tegen de wil of de regeling van de abt
ingaat,
17 want
hoe hoger hij boven de anderen geplaatst is, met des te groter nauwgezetheid
moet hij zich houden aan de voorschriften van de Regel.
18 Als
deze prior blijk geeft behept te zijn met ondeugden of zich door hoogmoed laat
verleiden tot een verwaand gedrag, of wanneer hij bewijst de Regel te
minachten, dan krijgt hij tot vier maal toe een mondelinge terechtwijzing.
19 Als
hij zich niet betert, wordt hij onderworpen aan de door de Regel vastgestelde
straf.
20 Als
hij zelfs dan nog niet tot inkeer komt, wordt hij ontzet uit zijn ambt van
prior en wordt een ander, die dat waardig is, in zijn plaats benoemd.
21 Als
hij zich daarna nog niet rustig en gehoorzaam betoont in de gemeente, wordt hij
zelfs uit het klooster gezet.
22 Wel
moet de abt eraan denken, dat hij over al zijn oordelen aan God rekenschap zal
moeten geven, om te voorkomen dat het vuur van de afgunst en de naijver zijn
ziel in vlam zet.
|