Hoofdstuk 1 OVER DE VERSCHILLENDE SOORTEN MONNIKEN
1 Men
kan duidelijk vier soorten monniken onderscheiden.
2 De
eerste soort is die van de cenobieten: dat wil zeggen monniken die in een
klooster samenleven en dienen onder een regel en een abt.
3 Vervolgens
is er een tweede soort, die van de anachoreten: dat wil zeggen kluizenaars;
monniken, die niet meer door de eerste ijver van hun monnikenleven gedreven
worden, maar die door een lange proeftijd in het klooster
4 met
de steun van de gemeenschap geschoold zijn en geleerd hebben tegen de duivel te
strijden.
5 Nadat
zij zich in de gelederen van de broeders hebben geoefend voor het duel in de
woestijn, zijn zij met de steun van God sterk genoeg om verder zonder andermans
hulp, alleen met eigen hand en arm veilig weerstand te bieden aan de
aanvechtingen van het vlees en hun gedachten.
6 De
derde, een heel slechte soort monniken, is die van de sarabaieten. Zij zijn
niet als goud in de oven beproefd door enige regel die op wijze ervaring
steunt, maar zij zijn week als lood.
7 Doordat
zij met hun werken de wereld trouw blijven is hun kruinschering een kennelijke
leugen tegenover God.
8 Zij
leven met tweeën of drieën of zelfs alleen zonder herder, niet in de schaapstal
van de Heer opgesloten maar in die van henzelf. Als enige wet hebben zij hun
begeerten en verlangens;
9 alles
wat hun aanstaat en wat zij verkiezen noemen ze dan ook heilig, en wat hun niet
bevalt houden ze voor ongeoorloofd.
10 De
vierde soort monniken zijn de zogenaamde gyrovagen, die hun hele leven lang de
verschillende landstreken doortrekken en voor drie of vier dagen te gast
blijven in de cellen van de verschillende monniken.
11 Altijd
zwerven zij rond en nooit hebben zij een vaste woonplaats. Zij zijn de slaven
van hun eigen grillen en hun onmatige zucht tot eten, en zijn in alle opzichten
nog slechter dan de sarabaieten.
12 Over
de erbarmelijke levenswijze van al deze mensen kan men beter zwijgen dan
spreken.
13 Wij
laten hen dan ook voor wat ze zijn en willen nu ertoe overgaan om met Gods hulp
een regel op te stellen voor de sterkste soort: de cenobieten.
|