Hoofdstuk 71 DAT DE BROEDERS ELKAAR MOETEN GEHOORZAMEN
1 Het
goed van de gehoorzaamheid moet niet alleen door allen ten aanzien van de abt
verwezenlijkt worden maar de broeders moeten ook elkaar gehoorzamen
2 in
de overtuiging, dat zij langs deze weg der gehoorzaamheid tot God zullen
geraken.
3 Een
bevel van de abt of van de door hem aangestelde gezagsdragers heeft
vanzelfsprekend voorrang - en wij willen niet dat persoonlijke bevelen
hierboven gesteld worden -
4 maar
voor het overige moeten de jongeren aan de oudere broeders met grote liefde en
bereidwilligheid gehoorzamen.
5 Als
iemand neiging blijkt te hebben om tegen te spreken, krijgt hij een
terechtwijzing.
6 Mocht
een broeder door de abt of door wie van de ouderen ook op een of andere manier
terechtgewezen worden, al was het maar voor een kleinigheid,
7 of
als hij merkt, dat een van de ouderen innerlijk wat geprikkeld over hem is of
slechts een weinig verstoord,
8 dan
moet hij zich onmiddellijk zonder te wachten voor diens voeten neerwerpen en zo
lang in die houding blijven om voldoening te geven, tot die verstoordheid door
een zegen wordt teniet gedaan.
9 Als
hij te hooghartig is om dit te doen, wordt hij aan den lijve gestraft, of
zelfs, wanneer hij weerspannig is, uit het klooster gezet.
|