Hoofdstuk 27 HOEZEER DE ABT BEZORGD MOET ZIJN VOOR HEN
DIE IN DE BAN ZIJN
1 De
grootste zorg moet de abt besteden aan de broeders die misdoen, omdat "niet
de gezonden een geneesheer nodig hebben maar de zieken".
2 En
daarom moet hij alleszins als een verstandig arts te werk gaan: hij stuurt
"senpecten" uit, dat wil zeggen ervaren en wijze broeders,
3 die
de wankele broeder als het ware in het geheim komen bemoedigen en opwekken om
nederig voldoening te brengen. Zij moeten hem bemoedigen, "opdat hij
niet door al te grote droefheid overmand worde",
4 maar
zoals de Apostel verder zegt: "De liefde voor hem moet nog
groeien", en door allen moet voor hem gebeden worden.
5 De
abt moet immers met de uiterste zorg ervoor waken en zich met al zijn ijver en
scherpzinnigheid ervoor inzetten, om geen enkel van de schapen, die hem zijn
toevertrouwd te laten verloren gaan.
6 Want
hij moet goed weten, dat hij de zorg voor zieke zielen op zich genomen heeft en
geen heerschappij voor gezonden,
7 en
hij vreze de dreigende uitspraak van de profeet, waardoor God zegt: "Wat
u vet toescheen, hebt ge gehouden, en wat zwak was hebt ge verstoten".
8 Laat
hij het liefdevol voorbeeld van de goede Herder navolgen, die negen-en-negentig
schapen in de bergen achterliet om het ene schaap, dat verdwaald was, te gaan
zoeken.
9 Met
diens zwakheid had Hij zoveel medelijden, dat Hij het op zijn heilige schouders
wilde nemen om het zo naar de kudde terug te dragen.
|