Chapter, Paragraph
1 Inl,1 | 2Kor 5,14), zegt Paulus, en hij wijst op hetgeen Gods Zoon
2 Inl,7 | belofte mogen ontlenen, dat Hij onder ons blijft leven en
3 I,8 | lichamelijk was: immers, "Hij die te drinken vroeg, had
4 I,8 | Als Jezus haar onthult dat Hij de Christus is (vgl. Joh
5 I,8 | inzicht komt hoeveel onrecht hij heeft begaan en die besluit
6 I,8 | vergoeden. Bovendien komt hij tot een houding van onthechting
7 I,8 | voor mensen in nood, zodat hij zelfs de helft van zijn
8 I,8 | leerlingen te verkondigen dat Hij is verrezen: "ga naar mijn
9 I,8 | hart in hen brandde toen Hij tot hen sprak en hun de
10 I,8 | verhaalt, en met name wanneer hij spreekt over het beslissend
11 I,8 | leerlingen Jezus herkennen, hij uitdrukkelijk een toespeling
12 I,8 | ommekeer: van achtervolger werd hij apostel (vgl. Hnd 9,3-30;
13 I,8 | de vrijheid van hen die Hij roept. Het komt voor dat
14 I,8 | Jezus de ommekeer waartoe hij door Hem wordt uitgenodigd,
15 I,9 | karakter, zoals wanneer Hij iemand uitnodigt Hem op
16 I,9 | Jezus in parabels, maar Hij legt ze uit aan de Twaalf: "
17 I,10 | met zichzelf en openbaart Hij hem zijn ware aard." 16
18 I,11 | verwijst met de woorden: "wat Hij u ook beveelt, doe het maar" (
19 I,12 | het meer van Tiberias toen Hij hen toesprak vanuit een
20 I,12 | zelfde Kruisoffer hernieuwt; Hij is aanwezig in de sacramenten
21 I,12 | de sacramenten waardoor Hij zijn kracht daadwerkelijk
22 I,12 | verkondigd wordt, spreekt Hij zelf tot ons. Ook binnen
23 I,12 | gelovige gemeenschap is Hij aanwezig, want Hij heeft
24 I,12 | gemeenschap is Hij aanwezig, want Hij heeft gezegd: "Waar er twee
25 I,12 | hun midden" (Mt 18,20). Hij is aanwezig "heel bijzonder
26 II,13 | begenadigde" (Lc 1,28), bereidde Hij haar erop voor dat in haar
27 II,15 | en ernaar te streven dat Hij en het Nieuwe Verbond de
28 III,26| zijn van de Heer, dan moet hij getuigen van zijn geloof: "
29 III,26| binnengaan, maar alleen hij die de wil doet van mijn
30 III,27| iemand] zijn broeder, die hij ziet, niet liefheeft, kan
31 III,27| ziet, niet liefheeft, kan hij God niet liefhebben, die
32 III,27| God niet liefhebben, die hij nooit heeft gezien" (1Joh
33 III,28| bevoorrechting, opdat wij, zoals Hij, niet op menselijke middelen
34 III,29| werkelijkheid, waardoor hij God op ieder moment en in
35 III,29| vgl. Joh 15,5). Voordat Hij iets ging doen, trok Hij
36 III,29| Hij iets ging doen, trok Hij zelf zich op de beslissende
37 III,29| gebed en beschouwing, en Hij vroeg zijn apostelen hetzelfde
38 III,29| zonder uitzondering zegt Hij: "Als je bidt, ga dan je
39 III,29| verplichtingen tegenover anderen, en hij ontvangt de kracht van de
40 III,29| kracht van de genade die hij nodig heeft om in het goede
41 III,29| christen er baat bij als hij door middel van de vanouds
42 III,30| voorbeeld om na te volgen: Hij is "de Heilige van God en
43 III,31| woorden geeft Jezus aan dat Hij de enige weg is die naar
44 IV,33 | onderscheidenheid, en dat Hij alle mensen uitnodigt in
45 IV,39 | wiens directe medewerker hij is, verenigd met zijn broeders
46 IV,39 | pastorale toewijding oefent hij zijn ambt uit, allereerst
47 IV,39 | Herder. Zijn roeping eist dat hij een teken van eenheid is.
48 IV,39 | eenheid is. Daarom moet hij zich verre houden van partijpolitieke
49 IV,39 | priester dient te beseffen dat hij door het sacrament van de
50 IV,39 | bemiddelaar is van de genade die hij aan zijn broeders en zusters
51 IV,39 | de sacramenten uitdeelt. Hij heiligt zichzelf in de uitoefening
52 IV,43 | duidelijk uitgezegd dat Hij alleen het leven van iedere
53 IV,46 | talrijk’ (Gn 1,28) stichtte Hij voorgoed het gezin. In dit
54 IV,50 | het joodse volk stichtte Hij zijn Kerk. Een groot deel
55 V,54 | weet een katholiek dat hij in de sociale leer van de
56 V,57 | uitzondering van de zonde; Hij heeft voor de waardigheid
57 V,57 | en is ervoor opgekomen; Hij is voor de vrijheid van
58 V,57 | vergrijp is tegen God van Wie hij het beeld is".212 Alle mensen
59 V,58 | met Christus die, hoewel Hij rijk was, omwille van ons
60 VI,66 | alomvattende macht verwees die Hij van de Vader ontving (vgl.
61 VI,66 | Christus de zending die Hij van de Vader had ontvangen (
62 VI,66 | doen delen in alles wat Hij vermocht.~Maar zelfs "de
63 VI,66 | beloften en het Koninkrijk dat Hij zich door zijn paasmysterie
64 VI,67 | toekomst; maar tegelijk is Hij ook de eerste en grootste
65 VI,67 | kunnen vervullen voor zover hij het leven van de mensgeworden
66 VI,67 | optreden en de keuzes die Hij maakte, moeten voor allen
67 VI,67 | boodschap te brengen heeft Hij mij gezonden" (Lc 4,18). 250~
68 VI,68 | en opstond uit de dood. Hij is de enige Heiland van
69 VI,68 | Heer van de geschiedenis is Hij door zijn Geest tot aan
70 VI,68 | ingaan op de liefde waarmee Hij ons het eerst bemint, Hem
71 VI,68 | waar houdt U uw verblijf?’ Hij antwoordde: ‘Kom mee en
72 VI,68 | gingen mee, en zagen waar Hij zijn verblijf hield. En
73 VI,68 | volgen betekent leven zoals Hij heeft geleefd, zijn boodschap
74 VI,74 | verkondigen op plaatsen waar Hij onbekend is.~Bovendien moeten
|