Chapter, Paragraph
1 Inl,1 | uitstek gelegenheden waarbij we spontaan en van ganser harte
2 Inl,4 | ontmoetingsgebeuren~4. Wat we ervoeren tijdens de Vergadering
3 Inl,4 | synodale vergadering. Denken we maar aan de eerdere ervaringen
4 Inl,7 | gepaard met de zekerheid die we aan zijn belofte mogen ontlenen,
5 I | met de levende Christus~"We hebben de Messias gevonden" (
6 I,11 | Door Maria ontmoeten we Jezus~11. Bij Jezus’ geboorte
7 I,12 | waarin gezegd wordt dat we geoordeeld zullen worden
8 I,12 | aanwezig is, blijkt dat we een derde plaats om Christus
9 II,13 | andere omstandigheden zien we hoe mensen op zoek zijn
10 II,13 | na te volgen. Ook mogen we de gaven niet vergeten waarmee
11 II,16 | godsdienstige vormen, mogen we niet de mogelijkheid onderschatten
12 II,17 | In de laatste tijd zien we dat als onderdeel van dit
13 II,17 | afgescheiden Oosterse Kerken. 47 We kunnen ons er dan ook alleen
14 II,24 | stabiliteit van de volkeren".65 We hebben hier te maken met
15 III,26| denken: het gaat erom dat we in het licht van evangelische
16 III,26| ons beseffen dat hetgeen we doen voor anderen, met name
17 III,26| tussen geloof en werken als we iedere dag opnieuw ingaan
18 III,26| ook door zijn leven." 68 We moeten denken aan de woorden
19 III,27| bekering niet volledig als we ons niet bewust zijn van
20 III,28| is bekering een doel dat we nooit geheel bereiken: op
21 III,28| evangelie ontlenen, waarbij we vóór alles open blijven
22 III,29| Vader, waarschuwt ons dat we zonder Hem niets vermogen (
23 III,30| verheerlijken in de werken die we in ons leven verrichten (
24 III,32| voorgehouden. Daartoe moeten we afzien van onze wereldse
25 IV,33 | drie-ene communio te delen. We moeten verkondigen dat deze
26 IV,34 | geestelijk leven; daardoor worden we ledematen van Christus en
27 IV,45 | Zonder deze bijdrage zouden we de verrijking missen die
28 IV,46 | uitdagingen voor de christenen. We noemen onder meer het groeiend
29 IV,46 | Gezien deze situatie moeten we herhalen dat "het fundament
30 V,53 | is (vgl. Joh 14,6) zullen we ongetwijfeld vurig verlangen
31 V,63 | hebben opgewekt. 231~Moeten we God niet dank brengen, en
32 V,63 | te verdienstelijker, als we de onverschilligheid zien
33 V,64 | en cultuur. En hoe zouden we kunnen vergeten hoezeer
34 VI,68 | betekent niet alleen dat we hun de kennis doorgeven
35 VI,68 | de kennis doorgeven die we zelf hebben verworven, maar
36 VI,68 | verworven, maar ook dat we, zoals de Samaritaanse vrouw,
37 VI,68 | vrouw zeiden: "Nu geloven we niet meer op grond van wat
38 VI,68 | van wat jij verteld hebt; we hebben Hem zelf gehoord
39 VI,68 | zelf gehoord en nu weten we: dit is werkelijk de redder
40 VI,68 | evangelieverkondiging, en terwijl we ons opmaken om dankbaar
|