Chapter,  Paragraph

 1 Inl,5    |     millennium staat en die in een tijd leeft waar veel ideologische
 2  I,8     |         mannen en vrouwen van zijn tijd. Kenmerkend voor al deze
 3  I,8     |          Veel mensen die in Jezus’ tijd leefden, hebben Hem gezien
 4  I,10(16)|         Kerk in de wereld van deze tijd Gaudium et spes, 22.~
 5  I,11    |            moeder van God vanaf de tijd van de eerste evangelisatie
 6  I,11    |          het voortschrijden van de tijd zijn de geestelijke herders
 7  I,12    |           onder de mensen van zijn tijd leefde. Als men deze heilige
 8 II,13    |       bedenken dat Amerika in onze tijd een complex geheel vormt
 9 II,16    |           de secularisatie in deze tijd. 42~Aangezien in Amerika
10 II,17    |        geschiedenis. In de laatste tijd zien we dat als onderdeel
11 II,21    |     verstedelijking. Sinds geruime tijd ziet men in het continent
12 III,26   |        oproep tot bekering~26. "De tijd is rijp en het koninkrijk
13 III,29   |        zending van de Kerk in deze tijd, en dat zij door het getuigenis
14 III,32   |             de priesters de nodige tijd besteden aan het bedienen
15 IV,33    |        gewilde communio, die in de tijd een aanvang heeft genomen
16 IV,41    |   samenleving." 143 Zo zal in deze tijd iedere parochie, met name
17 IV,43    |          aangaan. 153~"Ook in onze tijd wordt met het getuigenis
18 IV,44    |   onderwerp; ik heb daarvoor enige tijd geleden een studiecommissie
19 IV,47    |          mensen, opdat zij in deze tijd de levende Christus kunnen
20  V,57    |         die in de cultuur van zijn tijd binnen de samenleving minder
21  V,63    |         Amerika, door te gelegener tijd haar stem te verheffen,
22  V,63    |           verbonden leven. In onze tijd moet speciale aandacht geschonken
23  V,65    |            gebeurt ook nog in onze tijd; het betreft met name individuen
24 VI,66    |      evangelisatieopdracht in deze tijd om een nieuw programma vraagt,
25 VI,67    |   vernieuwde ijver en met aan deze tijd aangepaste methodes zullen
26 VI,69    |          en daaraan edelmoedig hun tijd en talenten te besteden.
27 VI,70    |   ongetwijfeld een nadeel van onze tijd." 263 Terecht waren de Synodevaders
28 VI,72    | vooruitgang te danken hebben. Deze tijd vraagt dat men in staat