Inleiding
1. Met blijdschap om het geschonken geloof en
Christus dankend voor deze immense gave, heeft de Kerk in Amerika onlangs
feestelijk herdacht dat vijfhonderd jaar geleden de evangelieprediking op zijn
grondgebied een aanvang nam. Door deze herdenking zijn alle katholieke
Amerikanen zich er meer bewust van geworden dat Christus de bewoners van wat
men de Nieuwe Wereld noemt, verlangt te ontmoeten, om hen in zijn Kerk te
verzamelen en op die wijze aanwezig te zijn in de geschiedenis van het
werelddeel.
De evangelisatie van Amerika is
niet alleen een gave van de Heer maar ook een bron voor nieuwe
verantwoordelijkheden. Dankzij het werk van hen die in alle delen van het
continent het evangelie hebben verkondigd hebben de Kerk en de Geest talrijke
zonen en dochters verwekt.1 Evenzeer als in het verleden weerklinken
ook thans de woorden van de apostel in hun hart: "Dat ik het evangelie
predik, is voor mij niets om me op te beroemen: ik kan niet anders. Wee mij als
ik het evangelie niet verkondigde!" (1Kor 9,16). Deze plicht berust op de
opdracht die de apostelen van de verrezen Heer voor zijn hemelvaart ontvingen:
"Trek heel de wereld door om aan elk schepsel de goede boodschap te
verkondigen" (Mc 16,15).
Op dit bijzonder moment van haar
geschiedenis is de Kerk in Amerika geroepen om deze opdracht, die voor de gehele
Kerk geldt, te aanvaarden en om met edelmoedige liefde te voldoen aan de
fundamentele plicht der evangelisatie. Mijn voorganger Paulus VI, de eerste
paus die Amerika bezocht, heeft daarop te Bogotà gewezen: "Het zal
onze taak zijn, (Heer Jezus), om als uw vertegenwoordigers en beheerders van uw
goddelijke geheimen (vgl. 1Kor 4,1; 1Pe 4,10) onder de mensen de schatten te
verspreiden van uw woord, uw genade, uw voorbeeld." 2 Voor de
leerlingen van Christus vloeit de plicht om het evangelie te verkondigen
rechtstreeks voort uit de liefde: "De liefde van Christus laat ons geen
rust" (2Kor 5,14), zegt Paulus, en hij wijst op hetgeen Gods Zoon in zijn
verlossend offer voor ons gedaan heeft: "één mens is
gestorven voor allen ... opdat zij die leven niet meer voor zichzelf zouden
leven, maar voor Hem die voor hen is gestorven en verrezen" (2Kor
5,14-15).
De herdenking van gebeurtenissen
die op bijzondere wijze herinneren aan Christus’ liefde voor ons, wekt in ons
hart niet alleen gevoelens van dankbaarheid, maar ook het verlangen om ‘de
grote daden van God’ te verkondigen, het verlangen om het evangelie te
verkondigen. Zo zijn de recente herdenking dat vijfhonderd jaar geleden de
boodschap van het evangelie voor het eerst Amerika bereikte – de herdenking dus
van het ogenblik dat Christus Amerika uitnodigde tot het geloof – alsmede het
aanstaande Jubileum gedurende hetwelk de Kerk zal vieren dat tweeduizend jaar
geleden de Zoon Gods is mensgeworden, bij uitstek gelegenheden waarbij we
spontaan en van ganser harte onze gevoelens van dankbaarheid naar de Heer doen
opstijgen. Beseffend hoe grote gaven haar zijn geschonken, verlangt de
pelgrimerende Kerk in Amerika heel de samenleving en iedere op Amerikaanse
bodem levende man en vrouw te doen delen in de rijkdom van het geloof en de
communio in Christus.
|