Hoofdstuk VI
De zending van de Kerk in het
huidige Amerika: de nieuwe evangelisatie
"Zoals de Vader Mij gezonden
heeft, zo zend Ik jullie" (Joh 20,21)
Door Christus
gezonden
66. Vóór zijn
Hemelvaart heeft de verrezen Christus de apostelen uitgezonden om het evangelie
te verkondigen aan de gehele wereld (vgl. Mc 16,15) en hun de noodzakelijke
bevoegdheden geschonken om deze zending uit te voeren. Het is tekenend dat,
alvorens over te gaan tot het geven van de uiteindelijke missieopdracht, Jezus
naar de alomvattende macht verwees die Hij van de Vader ontving (vgl. Mt
28,18). In feite heeft Christus de zending die Hij van de Vader had ontvangen
(vgl. Joh 20,21), aan zijn apostelen overgedragen, en hen aldus doen delen in
alles wat Hij vermocht.
Maar zelfs "de lekengelovigen
hebben, juist als leden van de Kerk, de roeping en de zending om het evangelie
te verkondigen: zij hebben daarvoor de bevoegdheid en de verplichting door de
sacramenten van de christelijke initiatie en door de gaven van de heilige
Geest".239 Want ze zijn "op de hun eigen wijze deelachtig aan
het priesterlijk, profetisch en koninklijk ambt van Christus".240
Bijgevolg "zijn de lekengelovigen krachtens hun deelname aan het
profetisch ambt van Christus diep betrokken bij deze taak van de
Kerk",241 en moeten zij zich geroepen en uitgenodigd voelen om de
Blijde Boodschap van het Koninkrijk te verkondigen. Jezus’ woorden: "Ga
ook naar mijn wijngaard" (Mt 20,4) 242 moeten gezien worden als
niet alleen tot de apostelen gericht maar tot allen die waarachtige leerlingen
willen zijn van de Heer.
De fundamentele opdracht waartoe
Jezus zijn leerlingen uitzendt, is de verkondiging van de blijde boodschap, met
andere woorden, evangelisatie (vgl. Mc 16,15-18). Daaruit volgt dat "de
taak van de evangelisatie moet worden beschouwd als de eigen genade en roeping
van de Kerk en uitdrukking is van haar meest ware aard".243 Zoals
ik bij andere gelegenheden heb gezegd, betekent de nieuwe en unieke situatie
waarin Kerk en wereld op de drempel van het derde millennium verkeren en de
daaruit voortvloeiende eisen, dat de evangelisatieopdracht in deze tijd om een
nieuw programma vraagt, dat globaal omschreven kan worden als ‘nieuwe
evangelisatie’. 244 Als hoogste geestelijke herder van de Kerk verlang
ik vurig aan alle leden van het volk van God te vragen, met name aan hen die in
Amerika wonen – want daar heb ik de eerste oproep gedaan tot een inzet die
"nieuw moest zijn in toeleg, methoden en vorm"245 – om zich
bij dit plan aan te sluiten en eraan mee te werken. Wie deze zending aanvaardt
dient te beseffen dat het kloppend hart van de nieuwe evangelisatie moet
bestaan in het duidelijk en onverbloemd verkondigen van de persoon van Jezus
Christus, dat wil zeggen de verkondiging van zijn naam, zijn leer, zijn leven,
zijn beloften en het Koninkrijk dat Hij zich door zijn paasmysterie heeft
verworven. 246
|