Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library |
Ioannes Paulus PP. II Ecclesia in America IntraText CT - Text |
|
|
Hoofdstuk I De ontmoeting met de levende Christus "We hebben de Messias gevonden" (Joh 1,41) De ontmoetingen met de Heer in het Nieuwe Testament 8. De evangelies vermelden talrijke ontmoetingen van Jezus met de mannen en vrouwen van zijn tijd. Kenmerkend voor al deze verhalen is de omvormende kracht die in deze ontmoetingen met Jezus aanwezig is en zichtbaar wordt, want "zij zijn het beginpunt van een echt proces van bekering, communio en solidariteit".11 Een van de meest betekenisvolle is het verhaal over de ontmoeting met de Samaritaanse vrouw (vgl. Joh 4,5-42). Jezus spreekt haar aan om zijn dorst te lessen, een dorst die niet alleen lichamelijk was: immers, "Hij die te drinken vroeg, had dorst naar het geloof van de vrouw".12 Door haar te zeggen "geef Mij wat te drinken" (Joh 4,7) en te spreken over levend water doet de Heer bij de Samaritaanse een vraag opkomen, bijna een smeekbede om iets dat ver uitging boven hetgeen ze op dat moment kon bevatten: "Heer, geef mij van dat water, dan zal ik geen dorst meer hebben" (Joh 4,15). Ook al "begrijpt ze het nog niet",13 toch vraagt de Samaritaanse in feite om het levend water waarover haar goddelijke gesprekspartner spreekt. Als Jezus haar onthult dat Hij de Christus is (vgl. Joh 4,26), voelt zij zich gedreven om aan haar dorpsgenoten te laten weten dat zij de Messias heeft gevonden (vgl. Joh 4,28-30). Zo is het kostbaarste resultaat van de ontmoeting van Jezus met Zacheüs (vgl. Lc 19,1-10) de bekering van de tollenaar, die tot het inzicht komt hoeveel onrecht hij heeft begaan en die besluit het ruimschoots – "het viervoud" – aan de bestolenen te vergoeden. Bovendien komt hij tot een houding van onthechting aan materiële zaken en van naastenliefde voor mensen in nood, zodat hij zelfs de helft van zijn bezit aan de armen geeft. Bijzondere vermelding verdienen de ontmoetingen met de verrezen Christus, zoals die in het Nieuwe Testament verhaald worden. Maria Magdalena ontmoet de Verrezene en is niet langer ontmoedigd en verdrietig zoals ze daarvoor vanwege de dood van de Meester was (vgl. Joh 20,11-18). In zijn nieuwe paasheerlijkheid zendt Jezus haar heen om aan de leerlingen te verkondigen dat Hij is verrezen: "ga naar mijn broeders" (Joh 20,17). Vandaar dat men Maria Magdalena "de apostel van de apostelen"14 heeft kunnen noemen. De Emmaüsgangers keren als zij de verrezen Heer ontmoet en herkend hebben, terug naar Jeruzalem om aan de apostelen en andere leerlingen te vertellen wat hun is overkomen (vgl. Lc 24,13-35). Jezus "legde hun uit wat in heel de Schrift op Hemzelf betrekking had, te beginnen bij Mozes en alle profeten" (Lc 24,27). En ze zullen later zeggen dat hun hart in hen brandde toen Hij tot hen sprak en hun de Schriften verklaarde (vgl. Lc 24,32). Het lijdt geen twijfel dat als Lucas deze gebeurtenis verhaalt, en met name wanneer hij spreekt over het beslissend ogenblik waarop de leerlingen Jezus herkennen, hij uitdrukkelijk een toespeling maakt op de verhalen over de instelling van de eucharistie, op alles wat Jezus tijdens het laatste Avondmaal deed (vgl. Lc 24,30). Om weer te geven wat de Emmaüsgangers aan de Elf vertellen gebruikt de evangelist een term die in de jonge Kerk een nauw omschreven eucharistische betekenis had: "ze hadden Hem herkend bij het breken van het brood" (Lc 24,35). Een van de ontmoetingen met de verrezen Heer die in de geschiedenis van het christendom van doorslaggevende betekenis is geweest, was zeer zeker de bekering van Saulus, de latere Paulus en apostel van de volkeren, op de weg naar Damascus. Daar voltrok zich in zijn leven een volkomen ommekeer: van achtervolger werd hij apostel (vgl. Hnd 9,3-30; 22,6-11; 26,12-18). Paulus beschrijft deze uitzonderlijke ervaring als een openbaring van Gods Zoon "om Hem onder de heidenvolken te verkondigen" (Gal 1,16). De Heer respecteert altijd de vrijheid van hen die Hij roept. Het komt voor dat een mens bij zijn ontmoeting met Jezus de ommekeer waartoe hij door Hem wordt uitgenodigd, afwijst. Veel mensen die in Jezus’ tijd leefden, hebben Hem gezien en gehoord, en toch zijn woord niet willen aanvaarden. Het Johannesevangelie geeft aan dat de zonde een mens belet zich open te stellen voor het licht dat Christus is: "het licht is in de wereld gekomen, maar de mensen waren meer gesteld op de duisternis dan op het licht, omdat hun daden slecht waren" (Joh 3,19). Uit het evangelie blijkt dat de gehechtheid aan bezittingen een hinderpaal vormt om in te gaan op Jezus’ uitnodiging Hem zonder voorbehoud en edelmoedig te volgen. Een typisch voorbeeld hiervan is het geval van de rijke jongeman (vgl. Mt 19,16-22; Mc 10,17-22; Lc 18,18-23).
|
11. Propositie (aanbeveling van de Speciale Vergadering van de Bisschoppensynode voor Amerika) 3. 12. Augustinus, Verhandeling over het Johannes-evangelie 15, 11, in: ccl 36, 154. 13. A.w., 15, 17. 14. "Salvator ... ascensionis suae eam (Mariam Magdalenam) ad apostolos instituit apostolam." Rabanus Maurus, De vita beatae Mariae Magdalenae, 27, in: pl, 112, 1574. Vgl. Pe-trus Damianus, Sermo 56, in: pl, 144, 820; Hugues De Cluny, Commonitorium, in: pl, 159, 952; Thomas van Aquino, In Joh. Evang. Expositio, 20, 3. |
Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library |
Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License |