Chapter, Paragraph
1 1,4 | pastorale zorg en de openbare uitoefening van de eredienst en de werken
2 1,6 | regelmatig ontmoeten om de uitoefening van het eigen dienstambt
3 1,11| blijken te zijn voor de uitoefening van het heilige diakenambt
4 1,12| aanvaarden en uit te oefenen met uitoefening van burgerlijk gezag noch
5 1,15| dienste van God stellen in de uitoefening van een kerkelijk ambt35
6 2,23| bisschop en de priesters in de uitoefening van de bediening50 niet
7 2,29| 29. Bij de uitoefening van zijn bediening zal de
8 2,30| deelname van allen en de uitoefening van de verschillende bedieningen. 80~
9 2,31| bedienaar van de doop. 85 De uitoefening van deze bevoegdheid vereist
10 2,33| deze beschermen, en aan de uitoefening van het christelijk en menselijk
11 2,41| gaat om deelnemen aan de uitoefening van de pastorale zorg van
12 2,41| is mag de deelname aan de uitoefening van de pastorale zorg niet
13 3,51| veel bij tot een vruchtbare uitoefening van het ambt." 162~
14 3,52| van overtuigd zijn dat de uitoefening van de dienst van het woord
15 4,66| zichzelf en anderen bij de uitoefening van hun ambt te heiligen." 201~
16 4,70| gevaar te vermijden bij de uitoefening van het diaconaat in activisme
17 4,73| vormen te zoeken voor de uitoefening van zijn ambt in deze tijd"
18 4,75| eigen ambtsbediening. Via de uitoefening ervan groeit de diaken tot
19 4,78| religieuzen en leken die bij de uitoefening van de pastorale zorg betrokken
20 4,80| roeping211 tot vorming en uitoefening van het ambt met inbegrip
|