Chapter,  Paragraph

 1  1,8 |         deeltijdkarakter heeft en welke priester verantwoordelijk
 2  1,11|  verenigingen of groeperingen van welke aard dan ook, dus ook burgerlijke,
 3  1,11|         of daaraan deel te nemen, welke zich niet met de clericale
 4  1,11| gemeenschap van de kerk; ook die, welke schade berokkenen aan de
 5  1,11|          Gods; en ten slotte die, welke tegen de kerk samenspannen. 20~
 6  1,20|       recht kan bovendien bepalen welke last het bisdom op zich
 7  2,29|        bewuste deelname betrekken welke hun geloof versterkt, eer
 8  2,35|           liturgie te bevorderen, welke nooit een prive-handeling
 9  3,45|          nederige dienstbaarheid, welke zich niet enkel uit in de
10  3,49|        van Christus voor de mens, welke de grenzen van elke menselijke
11  3,49|           geneigd is"159 vereist, welke niet mag worden begrepen "
12  3,56|        overige heiligingsmiddelen welke de persoonlijke Godsontmoeting
13  3,61|        wederzijdse zelfschenking, welke zich al gauw in het dienstambt
14  4,63|     kerkelijke leer, waardoor die welke voor de wijding vereist
15  4,63|        van de sacramentele genade welke in de dynamiek van de pastorale
16  4,67|         Christus de Dienstknecht, welke hij door de wijding heeft
17  4,72|         leergezag en met name die welke het standpunt van de kerk