40.
In de loop van de geschiedenis heeft de dienst van het diaconaat veelvuldige
verschijningsvormen aangenomen om de verschillende noden van de christelijke
gemeenschap te kunnen lenigen en haar in staat te stellen haar zending van
naastenliefde te beoefenen. Het komt alleen aan de bisschoppen toe121,
die "als plaatsvervangers en afgezanten van Christus"122
leiding geven aan en zorg dragen voor de particuliere kerken, om volgens de
norm van het recht het kerkelijk ambt aan elke diaken te verlenen. Bij
de ambtsverlening is het noodzakelijk om met aandacht zowel de pastorale noden
als eventueel ook de persoonlijke, bij gehuwden de gezins- en de
beroepssituatie van permanent diakens mee te wegen. In ieder geval is het
echter van het grootste belang dat de diakens al naargelang hun mogelijkheden
de eigen bediening ten volle kunnen uitoefenen, in verkondiging, in de liturgie
en in de liefdadigheid. Zij mogen niet tot bijkomstige taken, louter
aanvullende functies of taken die gewoonlijk door niet-gewijde gelovigen kunnen
worden vervuld, worden gedegradeerd. Alleen zo treden permanent diakens in hun
ware identiteit van bedienaren van Christus op en niet als leken die zich op
bijzonder wijze in het leven van de kerk engageren.
Om het eigen welzijn van de diaken en om niets aan de
improvisatie over te laten is het nodig dat de wijding wordt begeleid door een
duidelijke bekleding met pastorale verantwoordelijkheid.
|