49.
Tenslotte moet eraan herinnerd worden dat de diaconie van Christus de
mens als bestemming heeft, ieder mens, 158 die in geest en lichaam de
sporen van de zonde draagt, maar geroepen is tot gemeenschap met God.
"Zoveel immers heeft God van de wereld gehouden, dat Hij zijn eniggeboren
Zoon heeft geschonken, zodat iedereen die in Hem gelooft niet verloren gaat,
maar eeuwig leven bezit" (Joh 3,16). Van dit liefdesplan is Christus
dienstknecht geworden door ons vlees aan te nemen; en van deze diaconie van Hem
is de kerk teken en instrument in de geschiedenis.
Door het sacrament van de wijding is de diaken dus bestemd
om zijn broeders en zusters die verlossing nodig hebben te dienen. En als in
Christus de Dienstknecht, in zijn woorden en daden de mens de volheid van de
liefde waarmee de Vader hem verlost, kan zien, dan moet hij ook in het leven van
de diaken deze zelfde liefde kunnen vinden. Wezenlijke opgave van het
geestelijk leven van de diaken is derhalve het groeien in de nabootsing van de
liefde van Christus voor de mens, welke de grenzen van elke menselijke
ideologie overschrijdt.
In hen die verlangen toegelaten te worden tot de
diakenopleiding wordt "een karakter dat van nature tot dienst aan de
hierarchie en aan de christelijke gemeenschap geneigd is"159
vereist, welke niet mag worden begrepen "in de zin van een eenvoudige
spontaniteit van natuurlijke aanleg ... Het gaat om een neiging van de natuur
bezield door de genade, met een geest van dienstbaarheid die het menselijk
gedrag gelijkvormig maakt aan dat van Christus. Het sacrament van het diaconaat
ontwikkelt deze neiging: zij maakt het subject meer van binnenuit deelgenoot
aan de geest van dienstbaarheid van Christus, ze doordringt daarvan de wil met
een bijzondere genade zodanig dat hij in heel zijn gedrag door een 'nieuwe
neiging' tot dienstbaarheid aan zijn broeders en zusters wordt bezield."
160
|