Chapter, Verse
1 1, 11| Ik heb alle heidenen van voor hun aanschijn verdelgd;
2 1, 20| gevloten tot verzadiging; voor de hitte heb ik u met bladeren
3 1, 21| en Filistijn heb ik van voor uw aanschijn uitgedrevan.
4 1, 34| geacht, en hebben kwaad voor mij gedaan.~
5 2, 3 | want gij hebt gezondigd voor de Here uw God, en hebt
6 2, 3 | Here uw God, en hebt kwaad voor hem gedaan.~
7 2, 13| gij het ontvangen; bidt voor u, dat het maar weinige
8 2, 13| vertoeve; het koninkrijk is nu voor u bereid; waakt!~
9 2, 18| zenden: naar wier raad ik voor u geheiligd en bereid heb
10 2, 35| 35 Zijt bereid voor de beloning des koninkrijks,
11 2, 36| ik betuig dit openlijk voor mijn Zaligmaker.~
12 2, 47| verheffen, die zo kloekmoedig voor de naam des Heren gestaan
13 3, 5 | ingeblazen en hij is levend voor u geworden.~
14 3, 8 | deed wonderlijke dingen voor u, verachtte uw geboden.~
15 3, 13| als zij nu ongerechtigheid voor u bedreven, zo hebt gij
16 3, 35| hebben die op aarde wonen voor u niet gezondigd? of wat
17 4, 3 | om drie gelijkenissen u voor te stellen,~
18 4, 11| verdorvenheid die openbaar is voor mij?~
19 4, 14| zee beoorlogen, opdat zij voor ons wijke, en wij nog andere
20 4, 15| daar een ander landschap voor ons maken.~
21 4, 19| want de aarde is gegeven voor het bos, en een plaats voor
22 4, 19| voor het bos, en een plaats voor de zee om haar baren te
23 4, 20| gij ook niet geoordeeld voor u zelf?~
24 4, 21| gelijk de aarde gegeven is voor het bos, en de zee voor
25 4, 21| voor het bos, en de zee voor haar baren, alzo kunnen
26 4, 48| een gloeiende oven ging voor mij heen, en als de vlam
27 5, 22| en begon weder te spreken voor de Allerhoogste.~
28 5, 41| zullen nu die doen, die voor mij geweest zijn, of wij,
29 5, 48| baarmoeder der aarde gegeven, voor degenen die daarop gezaaid
30 5, 50| hebt geopend, zo zal ik voor u spreken; onze moeder waarvan
31 5, 52| niet gelijk degenen, die voor u zijn geweest, maar zijn
32 5, 54| minder grootte zijt, dan die voor ulieden geweest zijn.~
33 6, 20| zullen opengedaan worden voor het aangezicht des hemels,
34 6, 29| hem allengskens aanzag, voor wie ik stond.~
35 6, 36| en ik begon te spreken voor de Allerhoogste;~
36 6, 42| zouden zijn die daaruit voor u zouden dienen, als zij
37 6, 55| Dit alles nu heb ik, Here! voor u gesproken, dewijl gij
38 7, 25| Daarom Ezra, het ledige is voor de ledigen, en het volle
39 7, 25| de ledigen, en het volle voor de vollen.~
40 7, 36| zeide: Abraham heeft eerst voor de Sodomieten gebeden, en
41 7, 36| Sodomieten gebeden, en Mozes voor de vaderen, die in de woestijn
42 7, 37| die na hem geweest zijn voor Israël, ten tijde van Achan
43 7, 38| 38 David voor die grote slachting, en
44 7, 38| grote slachting, en Salomo voor degenen, die kwamen om geheiligd
45 7, 39| 39 En Elia voor degenen, die de regen ontvingen,
46 7, 39| die de regen ontvingen, en voor degene, die dood was, dat
47 7, 40| 40 En Ezechias voor het volk ten tijde van Sanherib,
48 7, 40| Sanherib, en anderen, velen voor velen.~
49 7, 41| is, ook de rechtvaardigen voor de goddelozen bidden, waarom
50 7, 42| deze; daarom hebben zij voor de zwakken gebeden.~
51 8, 1 | heeft deze wereld gemaakt voor velen, maar de toekomende
52 8, 1 | velen, maar de toekomende voor weinigen.~
53 8, 6 | knecht niet toelaat, dat wij voor uw aanschijn bidden, en
54 8, 11| Opdat hetgeen geschapen is voor een tijd gevoed worde, en
55 8, 17| 17 Daarom zal ik voor uw aanschijn beginnen te
56 8, 17| aanschijn beginnen te bidden voor mij en voor hen; want ik
57 8, 17| beginnen te bidden voor mij en voor hen; want ik zie de overtredingen
58 8, 19| versta mijn reden, en ik zal voor u spreken.~
59 8, 21| heerlijkheid onbegrijpelijk is; voor wie het heerleger der engelen
60 8, 28| niet aan degenen, die vals voor u hebben gewandeld, maar
61 8, 46| tegenwoordige dingen zijn voor de tegenwoordige, maar de
62 8, 46| tegenwoordige, maar de toekomstige voor de toekomstige.~
63 8, 48| daarin zijt gij wonderlijk voor de Allerhoogste;~
64 8, 51| 51 Maar gij, versta dit voor u zelf, en onderzoek de
65 8, 53| de zwakheid en mot is van voor u verborgen, en de verderfenis
66 9, 4 | heeft, van de dagen aan, die voor u van den beginne geweest
67 9, 13| onderzoek hoe de rechtvaardigen, voor wie en om welke die wereld
68 9, 14| antwoordde en sprak: Ik heb voor deze gezegd, en ik zeg het
69 9, 18| 18 Waarlijk, als ik voor degenen, die nu zijn, de
70 9, 28| en ik begon te spreken voor de Allerhoogste:~
71 10, 15| 15 Nu dan behoud voor uzelf uw droefheid, en draag
72 10, 25| werd glinsterend, zodat ik voor haar vreesde, en dacht wat
73 10, 55| grootte van het gebouw, voor zoveel het gezicht uwer
74 12, 7 | gerechtvaardigd ben bij u voor vele anderen, en indien
75 12, 7 | indien mijn gebed waarlijk voor uw aangezicht opgekomen
76 12, 24| veel moeite boven allen die voor hen geweest zijn; daarom
77 12, 33| Want hij zal hen levend voor het gericht stellen, en
78 12, 42| 42 Want gij zijt alleen voor ons over uit alle volken
79 12, 48| gekomen, opdat ik zou bidden voor de verwoesting Sions, en
80 12, 48| ik barmhartigheid zocht voor de vernedering uws heiligdoms.~
81 14, 18| antwoordde, en zeide: Laat het voor u aangenaam zijn, Here.~
82 14, 45| geschreven hebt, in het openbaar voor, en laat deze de waardigen
83 15, 3 | 3 En vrees niet voor de raadslagen tegen u en
84 15, 32| worden, en zullen stilstaan voor hun kracht, en zullen zich
85 15, 61| zijt, zo zult gij hun zijn voor stoppelen, en zij zullen
86 16, 54| zegt: Ik heb niet gezondigd voor God de Here en voor zijn
87 16, 54| gezondigd voor God de Here en voor zijn heerlijkheid.~
88 16, 66| schaamrood worden, als uw zonden voor de mensen zullen voortkomen,
89 16, 67| gij uw zonden verbergen voor God en zijn engelen?~
|