Chapter, Verse
1 1, 18| 18 Waarom hebt gij ons in deze woestijn gebracht, om ons
2 1, 18| Egyptenaars te dienen, dan in deze woestijn te sterven.~
3 2, 44| engel en zeide: Wie zijn deze, Here?~
4 2, 45| mij antwoordde en zeide: Deze zijn het, die de sterfelijke
5 3, 15| nimmermeer zoudt verlaten; deze hebt gij gegeven Izaäk,
6 3, 25| jaren geschied, maar die deze stad bewoonden, zondigden
7 3, 31| Ik kan niet bedenken, hoe deze weg zo moet blijven. Doet
8 3, 36| 36 Deze zult gij wel met namen vinden,
9 4, 2 | hart gaat veel te hoog in deze wereld, dat gij meent de
10 4, 18| nu een richter waart van deze, wie zoudt gij rechtvaardigen,
11 4, 25| ons aangeroepen is? Van deze dingen dan heb ik gevraagd.~
12 4, 27| rechtvaardigen toegezegd is, want deze tijd is vol ongerechtigheid
13 4, 42| ontslagen te worden, zo haast deze ook, om uit te geven hetgeen
14 5, 2 | vermenigvuldigd worden boven deze, die gijzelf ziet, en boven
15 5, 13| 13 Deze tekenen u te zeggen is mij
16 5, 13| weder grotere horen dan deze.~
17 5, 31| het is geschied, als ik deze woorden gesproken had, dat
18 5, 38| heersende Here, wie is er die deze dingen kan zien, dan die
19 6, 20| toegezegeld worden, zo zal ik deze tekenen doen; De boeken
20 6, 21| drie en vier maanden, en deze zullen leven en opgewekt
21 6, 25| 25 En een ieder, die van deze allen zal overblijven, waarvan
22 6, 31| weder grotere dingen dan deze verkondigen, op die dag
23 6, 35| 35 En het geschiedde na deze, dat ik weder weende, en
24 6, 44| onnaspeurlijke reuk, en deze alle zijn op de derde dag
25 7, 1 | geschied, als ik geëindigd had deze woorden te spreken, dat
26 7, 8 | 8 Tussen deze nu is alleen een smal pad
27 7, 9 | 9 Indien nu deze stad iemand tot een erve
28 7, 17| verordineerd, dat de rechtvaardigen deze dingen zouden beërven, en
29 7, 42| heerlijkheid blijft nog in deze; daarom hebben zij voor
30 7, 43| oordeels zal het einde zijn van deze tijd en het begin van de
31 8, 1 | mij: De Allerhoogste heeft deze wereld gemaakt voor velen,
32 9, 2 | gij dan zult verstaan, dat deze de tijd is, waarin de Allerhoogste
33 9, 12| verstonden, maar verachtten het, deze moeten het na de dood in
34 9, 14| antwoordde en sprak: Ik heb voor deze gezegd, en ik zeg het nu,
35 9, 19| dergenen, die geschapen zijn in deze wereld, nadat zij gemaakt
36 9, 38| 38 En als ik deze dingen in mijn hart sprak,
37 9, 44| alle dagen, en alle jaren, deze dertig jaren lang, dag en
38 10, 11| meer moeten treuren dan deze, die zo groot een menigte
39 10, 28| door vele gedachten tot deze verrukking van zinnen gekomen
40 10, 37| gij uw knecht toont wat deze verrukking van zinnen is.
41 10, 44| 44 Deze vrouw, die gij gezien hebt
42 10, 49| haar te troosten, en van deze dingen die gebeurd zijn,
43 11, 4 | hoofden, en hij was met deze ook in rust.~
44 11, 18| gehouden als de vorige, en ook deze is verdwenen.~
45 12, 1 | is geschied toen de leeuw deze woorden sprak tot de arend,
46 12, 5 | grote vrees, waarmee ik deze nacht verschrikt ben geweest.~
47 12, 24| geweest zijn; daarom zijn deze de hoofden des arends genoemd.~
48 12, 25| te voorschijn brengen, en deze tot het uiterste toe zullen
49 12, 30| Daarvan is dit de verklaring: Deze zijn het die de Allerhoogste
50 12, 32| 32 Deze is de wind, die de Allerhoogste
51 12, 36| alleen waardig geacht, om deze verborgenheid des Allerhoogsten
52 12, 37| 37 Daarom schrijf al deze dingen, die gij gezien hebt,
53 12, 38| wier harten gij weet dat deze verborgenheden kunnen vatten
54 12, 41| gij ons verlaat, en aan deze plaats blijft zitten?~
55 12, 48| geweken, maar ik ben in deze plaats gekomen, opdat ik
56 13, 10| uitgaan vonken en onweder, en deze allen zijn te zamen vermengd
57 13, 14| beginne uw dienstknecht deze wonderen getoond, en gij
58 13, 15| nu nog de verklaring van deze droom.~
59 13, 18| laatste dagen, en hetgeen deze overkomen zal, mitsgaders
60 13, 19| veel nood gekomen, gelijk deze dromen uitwijzen.~
61 13, 22| 22 Dat gij van deze gezegd hebt, die overgelaten
62 13, 23| het gevaar gevallen zijn, deze zijn het die de werken hebben,
63 13, 26| 26 Deze is het, die de Allerhoogste
64 13, 32| 32 En als deze dingen geschieden, en de
65 13, 37| 37 Doch deze mijn Zoon zal de dingen
66 13, 37| uitgevonden hebben, namelijk deze hun goddeloosheden, welke
67 13, 40| 40 Deze zijn de tien stammen, die
68 13, 47| gaan mogen; daarom hebt gij deze menigte vreedzaam gezien.~
69 13, 48| overgelaten zijn van uw volk, zijn deze, die binnen mijn landpalen
70 14, 6 | 6 Deze woorden zult gij openbaar
71 14, 6 | zult gij openbaar maken, en deze zult gij verbergen.~
72 14, 14| zijn, en haast u om uit deze tijden te verhuizen.~
73 14, 24| Salemias, Echanus, en Asiël, deze vijf, welke bereid zijn
74 14, 28| 28 Hoor Israël! deze woorden:~
75 14, 36| mij, noch vrage naar mij deze veertig dagen lang.~
76 14, 39| beker werd mij toegereikt. Deze was vol, als van water,
77 14, 45| het openbaar voor, en laat deze de waardigen en onwaardigen
78 14, 47| 47 Want in deze is de ader des verstands,
79 15, 31| 31 En na deze zullen de draken de overhand
80 15, 32| 32 Deze nu zullen ontsteld worden,
81 15, 44| Zij zullen gezamenlijk tot deze komen en die omlegeren,
82 16, 19| 19 Wat zal ik in deze doen, wanneer de ongevallen
83 16, 21| 21 En in alle deze zullen zij zich niet bekeren
|