Chapter, Verse
1 1, 30| 30 Ik heb u zo verzameld, gelijk een hen haar kuikens onder
2 1, 33| woest, ik zal u verwerpen, gelijk de wind de stoppelen.~
3 3, 10| 10 En gelijk over Adam de dood, zo is
4 3, 26| 26 En deden in alles gelijk Adam, en al zijn nakomelingen,
5 3, 32| heeft uw verbonden geloofd, gelijk Jakob?~
6 4, 21| 21 Want gelijk de aarde gegeven is voor
7 4, 41| zielen aan de baarmoeder gelijk.~
8 4, 42| 42 Want gelijk een die baart zich haast,
9 4, 50| tot mij: Denk bij u zelf, gelijk de regen meer aanwast dan
10 5, 13| gij weder bidt en weent gelijk als nu, en zo gij zeven
11 5, 20| dagen, huilende en wenende, gelijk mij de engel Uriël bevolen
12 5, 40| Toen zeide hij tot mij: Gelijk gij niet doen kunt een der
13 5, 42| een cirkel vergelijken; gelijk de laatste geen vertraging
14 5, 45| 45 Toen sprak ik: Gelijk gij tot uw knecht hebt gezegd,
15 5, 49| 49 Want gelijk een jong kind niet baart,
16 5, 52| gij gebaard hebt, nu niet gelijk degenen, die voor u zijn
17 7, 4 | gesteld, opdat zij de rivieren gelijk zou zijn.~
18 7, 30| stilzwijgen, zeven dagen lang, gelijk in de voorgaande oordelen,
19 7, 61| zou zijn tot hun verderf, gelijk de blijdschap toekomende
20 8, 7 | een schepping uwer handen, gelijk gij gesproken hebt.~
21 8, 8 | 8 En gelijk nu het lichaam in de baarmoeder
22 8, 23| bergen doet verdwijnen, gelijk de waarheid getuigt.~
23 8, 40| 40 Gelijk ik dan gesproken heb, zo
24 8, 41| 41 Want gelijk de landman op de aarde veel
25 8, 43| 43 Gelijk het zaad des landmans verloren
26 8, 44| evenbeeld genoemd, omdat gij hem gelijk zijt, om wie gij alle dingen
27 8, 44| gij het zaad des landmans gelijk gemaakt hebt.~
28 8, 49| Omdat gij u vernederd hebt, gelijk het u betaamt, en hebt u
29 8, 51| heerlijkheid van degenen, die u gelijk zijn.~
30 8, 59| 59 Want gelijk ulieden zal wedervaren hetgeen
31 8, 62| en andere weinigen, die u gelijk zijn. En ik antwoordde,
32 9, 15| dan die behouden worden, gelijk de watergolf meerder is
33 9, 26| 26 En ik ben heengegaan, gelijk hij mij gezegd had, in het
34 10, 3 | ben in dit veld gekomen, gelijk gij ziet,~
35 10, 12| is niet aan dat der aarde gelijk; want ik heb de vrucht mijns
36 10, 13| menigte keert weder in haar, gelijk zij daaruit gekomen is.~
37 10, 14| 14 Zo zeg ik u, gelijk gij met smarten gebaard
38 10, 57| geroepen tot de Allerhoogste, gelijk er weinigen geroepen zijn.~
39 10, 60| die nacht, en de volgende, gelijk hij mij gezegd had.~ ~
40 11, 14| geschied toen zij heerste, gelijk als de voorgaande.~
41 11, 33| haastig verdween, en dat ook gelijk de vleugelen.~
42 12, 31| 31 Gelijk gij ook een leeuw gezien
43 12, 50| naar de stad vertrokken, gelijk ik hun gezegd had.~
44 12, 51| zeven dagen in het veld, gelijk hij mij bevolen had, en
45 13, 4 | allen die daar hoorden, gelijk de aarde in stilte is, wanneer
46 13, 19| gevaar en veel nood gekomen, gelijk deze dromen uitwijzen.~
47 13, 36| aan allen vertoond worden, gelijk gij gezien hebt, dat de
48 13, 52| 52 Gelijk gij de dingen niet kondt
49 14, 19| Want ziet, ik zal heengaan gelijk gij mij bevolen hebt, en
50 14, 27| 27 Toen ging ik heen, gelijk hij mij beval, en ik vergaderde
51 14, 37| de vijf mannen tot mij, gelijk hij mij bevolen had. en
52 15, 21| 21 Gelijk zij tot op de huidige dag
53 15, 29| komen met vele wagenen, en gelijk als een wind zal hun menigte
54 15, 47| overmits gij u haar hebt gelijk gemaakt, en hebt uw dochteren
55 15, 56| 56 Gelijk gij mijn uitverkorenen zult
56 16, 16| 16 Gelijk de pijl niet wederkeert,
57 16, 30| 30 Gelijk als in een olijfhof aan
58 16, 31| 31 Of gelijk aan een wijngaard, die afgeplukt
59 16, 39| 39 Gelijk een zwangere vrouw, die
60 16, 50| 50 Gelijk een vrome en zeer deugdzame
61 16, 52| 52 Daarom wil hun niet gelijk worden, noch hun werken.~
62 16, 74| uitverkorenen openbaar worden, gelijk goud dat door vuur beproefd
63 16, 78| misdaden bedekt zijn; zij zijn gelijk een veld, dat omvangen wordt
|