Chapter, Verse
1 1, 25| als gij genade van mij zult begeren, zo zal ik u niet
2 1, 26| 26 Wanneer gij mij zult aanroepen, zo zal ik u niet
3 1, 31| Wanneer gij mij offeranden zult voortbrengen, zo zal ik
4 2, 13| 13 Gaat henen, zo zult gij het ontvangen; bidt
5 2, 27| en droevig zijn: maar gij zult vrolijk zijn en overvloed
6 3, 36| 36 Deze zult gij wel met namen vinden,
7 3, 36| hebben, maar bij de heidenen zult gij hen niet vinden.~
8 4, 26| gij veel onderzoekt, zo zult gij u dikwijls verwonderen,
9 5, 4 | Allerhoogste u laat leven, zo zult gij na de derde bazuin zien,
10 5, 13| gij zeven dagen vast, zo zult gij weder grotere horen
11 5, 40| dingen, die gezegd zijn, zo zult gij ook mijn oordeel niet
12 5, 52| 52 Want gij zult tot haar zeggen: Waarom
13 6, 10| verzenen en de hand; anders zult gij nu niet vragen, Ezra.~
14 8, 32| onzer te ontfermen, dan zult gij barmhartig genoemd worden,
15 8, 36| worden, Here, wanneer gij u zult ontfermen over degenen,
16 8, 63| gij in de laatste dagen zult beginnen te doen, maar gij
17 9, 2 | 2 Dat gij dan zult verstaan, dat deze de tijd
18 9, 4 | 4 Dan zult gij verstaan, dat de Allerhoogste
19 9, 23| dagen vertoeft, (doch gij zult in dezelve niet vasten),~
20 9, 24| 24 Zo zult gij gaan op een veld van
21 9, 24| huis is gebouwd, en gij zult alleen eten van de bloemen
22 9, 24| de bloemen des velds, en zult geen vlees smaken, en geen
23 9, 31| vrucht voortbrengen, en gij zult daarin verheerlijkt worden
24 10, 16| raad intijds aanneemt, zo zult gij ook in zodanige zaken
25 10, 44| als zij u gezegd heeft, nu zult zien als een gebouwde stad.~
26 10, 56| 56 En daarna zult gij horen, zoveel het gehoor
27 10, 58| nu die morgen wezen zal, zult gij hier blijven.~
28 11, 8 | 8 Gij zult niet allen tegelijk waken,
29 12, 9 | het laatste der tijden mij zult vertonen.~
30 12, 38| 38 En gij zult ze de verstandigen onder
31 14, 6 | 6 Deze woorden zult gij openbaar maken, en deze
32 14, 6 | openbaar maken, en deze zult gij verbergen.~
33 14, 8 | die gij gehoord hebt, die zult gij in uw hart wegleggen.~
34 14, 9 | 9 Want gij zult weggenomen worden van onder
35 14, 9 | worden van onder allen, en zult voortaan verkeren met mijn
36 14, 25| voleindigd zijn, die gij zult beginnen te schrijven.~
37 14, 26| En dit gedaan zijnde, zo zult gij sommige dingen openbaar
38 14, 26| openbaar maken, en sommige zult gij de wijzen heimelijk
39 14, 26| want morgen te dezer ure zult gij beginnen te schrijven.~
40 14, 34| verstand onderrichten laat, zo zult gij levend behouden worden,
41 14, 34| behouden worden, en na de dood zult gij barmhartigheid verkrijgen.~
42 14, 46| laatste zeventig boeken zult gij behouden, opdat gij
43 15, 1 | 1 ZIET, gij zult in de oren mijns volks de
44 15, 27| aardbodem gekomen, en gij zult in dezelve blijven. Want
45 15, 51| 51 Gij zult verzwakt worden als een
46 15, 55| is in uw schoot, daarom zult gij vergelding ontvangen.~
47 15, 56| Gelijk gij mijn uitverkorenen zult doen, spreekt de Here, alzo
48 15, 57| van honger vergaan, en gij zult door het zwaard vallen,
49 15, 59| 59 O ongelukkigen, gij zult over de zee wijken, en u
50 15, 61| ternedergeworpen zijt, zo zult gij hun zijn voor stoppelen,
51 16, 66| 66 En gij zult schaamrood worden, als uw
52 16, 67| 67 Wat zult gij doen, en hoe zult gij
53 16, 67| Wat zult gij doen, en hoe zult gij uw zonden verbergen
|