Chapter, Verse
1 3, 3 | bewogen; en ik begon tot de allerhoogste met vrees te spreken, en
2 4, 34| Haast u niet om over de Allerhoogste te zijn; want gij haast
3 5, 4 | 4 Indien nu de Allerhoogste u laat leven, zo zult gij
4 5, 22| weder te spreken voor de Allerhoogste.~
5 6, 32| stem is verhoord door de allerhoogste; want de Sterke heeft uw
6 6, 36| begon te spreken voor de Allerhoogste;~
7 7, 19| geen verstandige boven de Allerhoogste.~
8 7, 23| hebben bovendien tot de Allerhoogste gezegd, dat hij niet is,
9 7, 33| 33 En de Allerhoogste zal geopenbaard worden op
10 7, 62| zeide: Ik weet Here dat de Allerhoogste daarom barmhartig genoemd
11 8, 1 | antwoordde en zeide tot mij: De Allerhoogste heeft deze wereld gemaakt
12 8, 48| zijt gij wonderlijk voor de Allerhoogste;~
13 8, 56| vrijheid aangenomen, en de Allerhoogste veracht, en hebben zijn
14 9, 2 | deze de tijd is, waarin de Allerhoogste zal beginnen te bezoeken
15 9, 4 | zult gij verstaan, dat de Allerhoogste hiervan gesproken heeft,
16 9, 25| 25 En bid de Allerhoogste zonder ophouden, zo zal
17 9, 28| begon te spreken voor de Allerhoogste:~
18 9, 44| jaren lang, dag en nacht de Allerhoogste gebeden,~
19 10, 24| God u genadig zij, en de Allerhoogste zal u tot een rust geven
20 10, 38| waarvoor gij vreest, want de Allerhoogste heeft u vele verborgenheden
21 10, 50| 50 En nu ziet de Allerhoogste, dat gij van harte bedroefd
22 10, 52| 52 Want ik wist, dat de Allerhoogste u dit zou beginnen te vertonen;~
23 10, 57| gij zijt geroepen tot de Allerhoogste, gelijk er weinigen geroepen
24 10, 59| 59 En de Allerhoogste zal u die gezichten der
25 10, 59| hoogste dingen tonen, welke de Allerhoogste die doen zal, die op aarde
26 11, 38| zal tot u spreken, en de Allerhoogste zal tot u zeggen:~
27 11, 43| versmading gekomen, tot de Allerhoogste, en uw hovaardigheid tot
28 11, 44| 44 En de Allerhoogste heeft de hovaardige tijden
29 12, 6 | 6 Nu dan, ik zal de Allerhoogste bidden, dat hij mij versterke
30 12, 23| einde van dit rijk zal de Allerhoogste drie rijken verwekken, en
31 12, 30| verklaring: Deze zijn het die de Allerhoogste behouden heeft tot op het
32 12, 32| Deze is de wind, die de Allerhoogste tot het einde toe behouden
33 12, 39| vertoond worde hetgeen de Allerhoogste goeddunken zal u te vertonen.~
34 12, 47| 47 Want de Allerhoogste gedenkt uwer, en de Almachtige
35 13, 26| 26 Deze is het, die de Allerhoogste nu vele tijden bewaart,
36 13, 29| dagen komen, wanneer de Allerhoogste zal beginnen te verlossen
37 13, 44| 44 Want de Allerhoogste deed hun toen tekenen, en
38 13, 47| 47 Zo zal de Allerhoogste weder de aderen der rivier
39 13, 56| getoond de schatten die bij de Allerhoogste zijn, en na drie andere
40 13, 57| het veld heengegaan, de Allerhoogste zeer lovende en prijzende,
41 14, 31| wegen niet gehouden die de Allerhoogste bevolen had.~
42 14, 42| 42 De Allerhoogste nu gaf de vijf mannen verstand,
43 14, 45| geëindigd waren, dat de Allerhoogste tot mij sprak, en zeide:
|