Chapter, Verse
1 1, 18| 18 Waarom hebt gij ons in deze woestijn gebracht,
2 1, 18| deze woestijn gebracht, om ons te doden? het ware ons beter
3 1, 18| om ons te doden? het ware ons beter geweest de Egyptenaars
4 4, 14| 14 En spraken: Komt, laat ons heengaan en de zee beoorlogen,
5 4, 14| beoorlogen, opdat zij voor ons wijke, en wij nog andere
6 4, 15| aanslag, en zeiden: Komt, laat ons optrekken, en de bossen
7 4, 15| een ander landschap voor ons maken.~
8 4, 23| van de dingen die onder ons dagelijks omgaan: namelijk,
9 4, 24| gegaan als sprinkhanen, en ons leven verbaasdheid is en
10 4, 25| met zijn naam, die over ons aangeroepen is? Van deze
11 5, 18| nuttig spijs, en verlaat ons niet, als een herder zijn
12 5, 41| zijn, of wij, of die na ons zijn zullen?~
13 6, 57| niets geacht zijn, beginnen ons te overheersen en te verslinden.~
14 7, 49| 49 Want wat baat het ons, indien ons een onsterfelijke
15 7, 49| wat baat het ons, indien ons een onsterfelijke tijd toegezegd
16 7, 50| 50 En dat ons een eeuwige hoop is voorzegd,
17 7, 51| 51 En dat ons weggelegd zijn woningen
18 8, 6 | aanschijn bidden, en dat gij ons zaad in het hart geeft,
19 8, 17| zie de overtredingen van ons die op aarde wonen;~
20 8, 32| barmhartig genoemd worden, over ons namelijk, die geen werken
21 8, 45| En vertoorn u niet over ons, maar spaar uw volk, en
22 9, 29| 29 O Here, toen gij uzelf ons vertoondet, zijt gij onze
23 9, 35| blijft nu niet meer bij ons;~
24 9, 36| 36 Maar ons is het zo niet geschied,
25 9, 36| als wij zondigen, en ook ons hart dat ze ontvangen heeft,~
26 10, 6 | boven alle vrouwen, ziet gij ons treuren niet? en wat ons
27 10, 6 | ons treuren niet? en wat ons ontmoet?~
28 10, 21| 21 Want gij ziet dat ons heiligdom woest geworden
29 10, 21| heiligdom woest geworden is, ons altaar verbroken, en onze
30 10, 22| 22 Ons snarenspel ligt daar neder,
31 10, 22| uitgeblust, en de ark van ons verbond is genomen, en onze
32 10, 22| bevlekt, en de naam die over ons aangeroepen wordt is bijna
33 12, 41| hebben wij u gedaan, dat gij ons verlaat, en aan deze plaats
34 12, 42| Want gij zijt alleen voor ons over uit alle volken als
35 12, 43| 43 Of zijn ons de zwarigheden niet genoegzaam,
36 12, 43| zwarigheden niet genoegzaam, welke ons overkomen?~
37 12, 44| 44 Indien gij ons dan verlaat, hoe veel beter
38 12, 44| hoe veel beter ware het ons, dat wij ook met de brand
|