Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
dikwijls 1
dingen 38
dit 62
doch 37
dochteren 2
dochters 1
dode 1
Frequency    [«  »]
38 ons
38 opdat
37 al
37 doch
37 gezien
37 wij
37 zag

Het vierde boek Ezra

IntraText - Concordances

doch

   Chapter, Verse
1 1, 8 | 8 Doch schud gij het haar uws hoofds 2 2, 5 | 5 Doch u, o Vader, roep ik tot 3 2, 33| ik tot Israël gaan zou. Doch toen ik tot hen kwam, zo 4 3, 5 | gegeven, dat geen leven had doch het was ook een maaksel 5 3, 11| 11 Doch gij liet één uit hen overblijven, 6 3, 20| 20 Doch gij naamt van hen het boze 7 4, 20| Gij hebt wèl geoordeeld, doch waarom hebt gij ook niet 8 4, 28| 28 Doch waarvan gij mij vraagt wil 9 4, 50| voorbij is, overvloediger, doch de druppelen en de rook 10 5, 35| mij: Dat kunt gij niet. Doch ik sprak: Waarom Here? Waartoe 11 6, 28| 28 Doch het geloof zal bloeien en 12 6, 42| zevende deel der aarde, doch zes delen hebt gij droog 13 6, 56| 56 Doch de andere volken, die van 14 7, 18| 18 Doch de rechtvaardigen dragen 15 7, 44| ongeloof is afgesneden, doch de gerechtigheid is toegenomen 16 7, 60| 60 Doch zij hebben hem niet geloofd, 17 8, 2 | 2 Doch, Ezra! ik zal u een gelijkenis 18 8, 47| liefhebben meer dan ik: doch ik ben u en hetzelve dikmaals 19 9, 23| andere zeven dagen vertoeft, (doch gij zult in dezelve niet 20 9, 32| 32 Doch onze vaderen, die de wet 21 9, 37| 37 Doch de wet is niet vergaan, 22 10, 13| 13 Doch de aarde doet naar de wijze 23 11, 34| 34 Doch de twee hoofden waren nog 24 12, 2 | hoofd dat nog over was, doch de vier vleugelen, die tot 25 12, 12| het is hem niet verklaard, doch nu verklaar ik het u.~ 26 12, 18| gevaar staan van te vallen, doch het zal dan niet vallen, 27 12, 21| 21 Doch wanneer het midden des tijds 28 12, 27| 27 Doch de twee, die overgebleven 29 12, 51| 51 Doch ik zat nog zeven dagen in 30 13, 13| aangezicht, sommigen droevig; doch sommigen gebonden, en sommigen 31 13, 35| 35 Doch hij zal staan op de spits 32 13, 37| 37 Doch deze mijn Zoon zal de dingen 33 13, 41| 41 Doch zij besloten, dat zij de 34 13, 48| 48 Doch die overgelaten zijn van 35 14, 19| tegenwoordige volk bestraffen. Doch wie zal die vermanen, die 36 14, 39| was vol, als van water, doch zijn kleur was als van vuur.~ 37 14, 43| Des nachts nu aten zij, doch des daags sprak ik, en des


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License