Chapter, Verse
1 1, 8 | haar uws hoofds af, en werp al het kwaad op hen, omdat
2 1, 11| van Sidon, verstrooid, en al hun vijanden heb ik omgebracht.~
3 3, 26| in alles gelijk Adam, en al zijn nakomelingen, want
4 5, 23| bossen der aarde en uit al hun bomen hebt gij alleen
5 5, 24| 24 En uit al de landen des aardbodems
6 5, 25| 25 En uit al die diepten der zee hebt
7 5, 25| een beek gevuld, en uit al de gebouwde steden hebt
8 5, 26| een duif genoemd, en uit al het geschapen vee hebt gij
9 6, 54| bovendien ook Adam, die gij over al uw schepselen, die gij gemaakt
10 9, 5 | 5 Want gelijkerwijs al hetgeen in de wereld gemaakt
11 9, 45| gehad, ik en mijn man, en al mijn medeburgers, en wij
12 10, 2 | 2 En wij hebben al de lichten omgekeerd, en
13 10, 2 | de lichten omgekeerd, en al mijn medeburgers zijn opgestaan
14 10, 20| wordt, want wat zijn er al ongevallen Sions! Troost
15 11, 2 | over de gehele aarde, en al de winden des hemels woeien
16 11, 19| 19 En zo ging het met al de andere, dat zij elk in
17 11, 32| heerschappij op de aardbodem, over al de vleugelen, die daar geweest
18 11, 40| de vierde plaats komende, al de dieren heeft overwonnen,
19 12, 13| zal vreselijker zijn dan al de rijken, die daarvoor
20 12, 31| zijn ongerechtigheid, door al zijn redenen die gij gehoord
21 12, 37| 37 Daarom schrijf al deze dingen, die gij gezien
22 12, 40| mij zo vertrokken. En als al het volk gehoord had, dat
23 13, 2 | wind op van de zee, die al haar baren bewoog.~
24 14, 27| beval, en ik vergaderde al het volk, en zeide:~
25 15, 4 | 4 Want al de ongelovigen zullen in
26 15, 9 | spreekt de Here, en ik zal al het onschuldig bloed uit
27 15, 11| slaan als tevoren, en ik zal al hetzelve verderven.~
28 15, 20| tezamen, spreekt de Here, al de koningen der aarde om
29 15, 26| 26 Want de Here kent al degenen, die tegen hem zondigen,
30 15, 41| zwaarden, en veel water, zodat al de velden, en al de beken
31 15, 41| zodat al de velden, en al de beken door de menigte
32 15, 44| zullen dat gesternte en al de onstuimigheid over haar
33 15, 48| altijd willen navolgen in al haar werken en vonden, daarom
34 15, 57| zullen verdelgd worden, en al de uwen zullen in het veld
35 15, 62| land, en uw bergen, ook al uw bossen, vruchtdragend
36 16, 33| verouderen, en zijn wegen en al zijn paden zullen met doornen
37 16, 65| 65 Daarom dat God al uw werken ernstig heeft
|