Chapter, Verse
1 4, 12| ware beter dat wij niet waren, dan dat wij nog levende
2 6, 2 | van het paradijs bevestigd waren;~
3 6, 3 | eer de bewogen krachten waren bevestigd, en eer de ontelbare
4 6, 3 | heerscharen der engelen verzameld waren,~
5 6, 4 | haardsteden te Sion heet waren,~
6 6, 5 | afkerig werden, en opgetekend waren die het geloof tot een schat
7 6, 35| vervulde die mij gezegd waren.~
8 6, 47| waarin de wateren verzameld waren, dat het zou voortbrengen
9 7, 13| de grote wereldingangen waren breed, en zeker, en brachten
10 9, 20| gedachten wil, die daarin waren voortgekomen.~
11 9, 38| geest, en haar klederen waren gescheurd, en daar was as
12 11, 4 | 4 Want zijn hoofden waren in rust, en het middelste
13 11, 6 | onder de hemel onderdanig waren, en niemand wedersprak hem,
14 11, 11| tegen de andere gewassen waren, en ziet, die waren acht.~
15 11, 11| gewassen waren, en ziet, die waren acht.~
16 11, 20| verkrijgen, en onder haar waren enige die ze verkregen,
17 11, 23| twee hoofden, die in rust waren, en zes vederkens.~
18 11, 25| die onder de vleugelen waren, meenden zich op te richten
19 11, 28| de twee die nog overig waren, dachten ook zelf bij zichzelf
20 11, 30| hoofden hiermee samengevoegd waren.~
21 11, 31| met degenen die bij hem waren, en verslond twee vederen
22 11, 31| vederen die onder de vleugelen waren, welke heerschappij meenden
23 11, 32| vleugelen, die daar geweest waren.~
24 11, 34| 34 Doch de twee hoofden waren nog over, welke op gelijke
25 11, 42| verdrukt, en die in rust waren beledigd, en gij hebt de
26 12, 2 | tot hetzelve overgegaan waren, en zich opgericht hadden
27 12, 19| onderste vleugelen, die vast waren aan zijn vleugelen.~
28 12, 40| dat de zeven dagen voorbij waren, en dat ik in de stad niet
29 12, 44| de brand Sions verbrand waren?~
30 13, 8 | allen die tezamen vergaderd waren tegen hem, om hem te bestrijden,
31 13, 8 | hem, om hem te bestrijden, waren zeer bevreesd, en nochtans
32 13, 17| overgelaten zijn geweest, die waren treurig.~
33 14, 22| die in uw wet geschreven waren, opdat de mensen de weg
34 14, 29| 29 Onze vaders waren van het begin vreemdelingen
35 14, 45| veertig dagen geëindigd waren, dat de Allerhoogste tot
|