Chapter, Verse
1 2, 43| van hun hoofden, en hij werd meer verhoogd: zodat ik
2 3, 3 | 3 En mijn geest werd zeer bewogen; en ik begon
3 3, 22| 22 En het werd een bijblijvende zwakheid,
4 4, 16| En de aanslag van het bos werd ijdel, want, het vuur kwam
5 5, 14| beefde zeer, en mijn ziel werd bang, zodat ik bezweek.~
6 6, 4 | eer de hoogte der lucht werd opgeheven, en eer de maat
7 6, 36| En aan de achtste nacht, werd mijn hart weder in mij beroerd,
8 6, 37| 37 Want mijn geest werd zeer ontstoken en mijn ziel
9 6, 37| zeer ontstoken en mijn ziel werd beangst.~
10 7, 9 | iemand tot een erve gegeven werd, en hij nooit het voorgestelde
11 8, 20| woorden van Ezra, eer hij werd opgenomen. En ik zeide:
12 9, 26| kruid des akkers, en ik werd van zijn spijs verzadigd.~
13 9, 27| op het gras, en mijn hart werd weder beroerd als tevoren.~
14 9, 28| 28 En mijn mond werd geopend, en ik begon te
15 10, 25| gedaante haastig blinkende werd, en haar gezicht werd glinsterend,
16 10, 25| blinkende werd, en haar gezicht werd glinsterend, zodat ik voor
17 10, 27| verscheen mij niet meer, maar er werd een stad gebouwd, en een
18 10, 27| stad gebouwd, en een plaats werd vertoond van grote fundamenten,
19 10, 42| geschenen, dat een stad gebouwd werd.~
20 11, 13| einde kwam, en haar plaats werd niet meer gevonden. En de
21 12, 3 | gehele lichaam des arends werd brandende, en de aarde verschrikte
22 13, 3 | ik zag, en ziet, een man werd gesterkt met de duizenden
23 13, 3 | alles wat onder hem gezien werd.~
24 13, 11| ontelbare menigte weldra niets werd gezien, dan alleen stof,
25 13, 11| rook; en ik zag het, en werd verschrikt.~
26 13, 13| zouden geofferd worden, en ik werd ziek van grote verschrikking,
27 13, 36| dat de berg zonder handen werd uitgehouwen.~
28 13, 58| de tijden teweeggebracht werd, regeert. En ik zat aldaar
29 14, 39| en ziet een volle beker werd mij toegereikt. Deze was
30 14, 40| ik het gedronken had, zo werd mijn hart vervuld met wetenschap,
31 14, 40| mijn borst, en mijn geest werd versterkt in zijn geheugen.~
32 14, 41| 41 En mijn mond werd opgedaan, en werd niet meer
33 14, 41| mijn mond werd opgedaan, en werd niet meer toegedaan.~
|