Chapter, Verse
1 1, 19| 19 Toen had ik medelijden met uw zuchten,
2 2, 11| geven, die ik genen bereid had.~
3 3, 5 | gegeven, dat geen leven had doch het was ook een maaksel
4 3, 6 | hetwelk uw rechterhand gemaakt had, eer hij uit de aarde was
5 5, 19| hoorde mij, naar ik gezegd had, en hij week van mij.~
6 5, 20| mij de engel Uriël bevolen had.~
7 5, 31| ik deze woorden gesproken had, dat de engel tot mij gezonden
8 6, 1 | de aardbodem zijn begin had, en eer de einden der wereld
9 6, 17| 17 En als ik het gehoord had, zo stond ik op mijn voeten,
10 6, 48| God door één wenk bevolen had, opdat de volken daarin
11 7, 1 | geschied, als ik geëindigd had deze woorden te spreken,
12 7, 46| als hij het hem gegeven had, hem te beletten dat hij
13 8, 60| die hun het leven bereid had.~
14 9, 26| heengegaan, gelijk hij mij gezegd had, in het veld hetwelk Ardath
15 9, 43| dienstmaagd was onvruchtbaar en had geen kinderen gebaard, hoewel
16 9, 43| dertig jaren een man gehad had.~
17 10, 29| En als ik dit gesproken had, ziet, zo kwam hij tot mij
18 10, 60| volgende, gelijk hij mij gezegd had.~ ~
19 11, 1 | twaalf vleugelen van vederen had, en drie hoofden.~
20 11, 39| die ik de heerschappij had gegeven in mijn wereld,
21 12, 40| als al het volk gehoord had, dat de zeven dagen voorbij
22 12, 50| vertrokken, gelijk ik hun gezegd had.~
23 12, 51| gelijk hij mij bevolen had, en ik at alleen van de
24 13, 6 | En ik zag, en ziet, hij had zichzelf een grote berg
25 13, 33| die hij tegen de andere had, laten varen.~
26 13, 41| geslacht ooit tevoren gewoond had.~
27 14, 31| de Allerhoogste bevolen had.~
28 14, 32| genomen, hetgeen hij gegeven had.~
29 14, 37| gelijk hij mij bevolen had. en wij gingen naar het
30 14, 40| haast als ik het gedronken had, zo werd mijn hart vervuld
31 15, 39| zijn onstuimigheid verwekt had, en het gesternte zal schade
|