Chapter, Verse
1 3, 32| 32 Is er dan een ander volk dat u
2 4, 6 | antwoordde en zeide: Wie is er geboren die kan doen wat
3 4, 7 | zeide: Hoeveel woningen zijn er in het hart der zee? of
4 4, 7 | of hoeveel aderen zijn er in het begin des afgronds?
5 4, 7 | of hoeveel aderen zijn er boven het firmament? of
6 4, 44| indien het mogelijk is, en ik er bekwaam toe ben,~
7 4, 45| 45 Zo toon mij, of er meer staat te komen, dan
8 4, 45| meer staat te komen, dan er voorbijgegaan is, of dat
9 4, 45| meer voorbijgegaan is dan er toekomende is.~
10 5, 38| O heersende Here, wie is er die deze dingen kan zien,
11 5, 46| tijd? Bid haar dan dat zij er tien op eenmaal geve.~
12 6, 7 | scheiding des tijds zal er zijn? of wanneer zal het
13 6, 42| gemaakt en behouden, opdat er zouden zijn die daaruit
14 6, 44| Want van stonden aan kwam er een ontelbare menigte vruchten
15 7, 7 | een steilte gelegen, zodat er ter rechterzijde vuur is,
16 8, 58| in hun hart gezegd, dat er geen God is, daar zij nochtans
17 9, 15| 15 Dat er meer in getal zijn die verloren
18 10, 20| gegeven wordt, want wat zijn er al ongevallen Sions! Troost
19 10, 27| verscheen mij niet meer, maar er werd een stad gebouwd, en
20 10, 57| de Allerhoogste, gelijk er weinigen geroepen zijn.~
21 14, 12| 12 Maar er is nog overig hetgeen na
22 14, 44| 44 Zo zijn er in veertig dagen geschreven
23 15, 38| 38 En daarna zullen er grote slagregenen komen
24 16, 3 | over u gezonden, en wie is er die het zal afkeren?~
25 16, 4 | u aangestoken, en wie is er die het zal blussen?~
26 16, 5 | over u gezonden, en wie is er die het zal afweren?~
27 16, 8 | ongeval over, en wie is er die het zal verdrijven?~
28 16, 9 | gemeenschap uitgegaan, en wie is er die het zal blussen?~
29 16, 29| 29 Ja van een stad zullen er alleen tien overblijven,
30 16, 32| 32 Zo zullen er in die dagen drie of vier
31 16, 33| doornen bewassen, omdat er geen mensen door hetzelve
|