Chapter, Verse
1 1, 21| uitgedrevan. Wat zou ik nog meer doen? spreekt de Here.~
2 2, 6 | ten roof, opdat zij niet meer voortgeteeld worden.~
3 2, 43| hun hoofden, en hij werd meer verhoogd: zodat ik mij zeer
4 4, 45| 45 Zo toon mij, of er meer staat te komen, dan er voorbijgegaan
5 4, 45| voorbijgegaan is, of dat meer voorbijgegaan is dan er
6 4, 50| u zelf, gelijk de regen meer aanwast dan de druppelen,
7 7, 8 | water, zodat op het pad niet meer dan een mens gaan kan.~
8 8, 5 | profeteren, en u is niet meer tijds gegeven, dan alleen
9 8, 15| gij het best, maar veel meer zal ik spreken van uw volk,
10 8, 47| schepsel zoudt liefhebben meer dan ik: doch ik ben u en
11 9, 13| 13 Zo dan, wees gij niet meer zorgvuldig hoe de goddelozen
12 9, 15| 15 Dat er meer in getal zijn die verloren
13 9, 35| ontvangen is blijft nu niet meer bij ons;~
14 10, 11| 11 Wie zal dan meer moeten treuren dan deze,
15 10, 27| vrouw verscheen mij niet meer, maar er werd een stad gebouwd,
16 10, 42| gestalte der vrouw niet meer; maar het heeft u geschenen,
17 11, 13| en haar plaats werd niet meer gevonden. En de volgende
18 11, 22| twaalf vederen werden niet meer gezien, noch de twee vederkens.~
19 11, 23| 23 En daar was niet meer over aan het lichaam des
20 11, 45| gij arend! verschijn niet meer, noch uw gruwelijke vleugelen,
21 12, 2 | heersen, verschenen niet meer, en hun rijk was zeer klein
22 12, 3 | en ziet, zij kwamen niet meer te voorschijn, en het gehele
23 12, 5 | en daar is geen kracht meer in mij, vanwege de grote
24 12, 15| beginnen te heersen, en zal het meer tijds houden dan de andere
25 12, 26| het grootste hoofd niet meer verscheen, dit is zijn verklaring,
26 13, 16| geweest in die dagen; en veel meer, wee degenen, die niet zijn
27 14, 41| werd opgedaan, en werd niet meer toegedaan.~
28 15, 10| slachting geleid, ik zal nu niet meer dulden dat het in Egypte
29 16, 48| bezittingen, en personen meer versieren,~
30 16, 49| 49 Hoe ik tegen hen meer zal ijveren om hunner zonden
|