Chapter, Verse
1 2, 37| gave aan, die u aangeprezen wordt, en verheugt u, dankzeggende
2 4, 29| hetgeen gezaaid is, omgekeerd wordt, en de plaats niet wegwijkt,
3 4, 43| 43 Van het begin dan wordt u getoond, hetgeen gij begerig
4 5, 3 | wanneer een voet daarop gezet wordt, dat men het land, hetwelk
5 6, 15| het fundament der aarde wordt daarbij ook verstaan;~
6 6, 16| spreekt, zo beeft zij en wordt bewogen, want zij weet dat
7 7, 20| voorgesteld is, verzuimd wordt.~
8 7, 52| des Allerhoogsten bewaard wordt, om hen te beschermen, die
9 7, 53| dat het paradijs getoond wordt, welks vrucht onverderfelijk
10 7, 58| hebt, indien hij overwonnen wordt, maar indien hij overwint,
11 8, 2 | waaruit het goud gemaakt wordt; zo is het ook met de stand
12 8, 8 | het zijn leden geeft, zo wordt uw schepsel als in vuur
13 8, 9 | bewaart, en dat bewaard wordt, zal beide met elkander
14 8, 31| zulke gebreken, maar gij wordt barmhartig genoemd om onzentwil,
15 9, 29| plaats, die van niemand wordt betreden, wanneer zij uit
16 9, 34| wanneer hetgeen verbroken wordt waarin gezaaid of gedaan
17 9, 35| is, meteen ook verbroken wordt, en hetgeen daarin ontvangen
18 10, 20| volg de raad, die u gegeven wordt, want wat zijn er al ongevallen
19 10, 22| die over ons aangeroepen wordt is bijna ontheiligd, en
20 10, 31| gevoelen uws harten, en waarom wordt gij ontroerd?~
21 13, 38| door de wet, die met vuur wordt vergeleken.~
22 13, 45| van anderhalf jaar, daarom wordt die landstreek Assareth
23 15, 10| 10 Ziet mijn volk wordt als een kudde schapen ter
24 16, 14| 14 Ziet het ongeval wordt gezonden, en het zal niet
25 16, 15| 15 Het vuur wordt aangestoken, en het zal
26 16, 69| hitte van een grote menigte wordt over u aangestoken, en zij
27 16, 74| goud dat door vuur beproefd wordt.~
28 16, 78| gelijk een veld, dat omvangen wordt van een bos, en welks paden
29 16, 78| doorgaat, en afgesloten wordt, en gelaten om door het
|