Chapter, Verse
1 1, 5 | volk hun boosheden, en hun kinderen hun ongerechtigheden, die
2 1, 28| een voedster haar kleine kinderen?~
3 1, 29| zijn; en dat gij mij tot kinderen zoudt zijn, en ik zou u
4 1, 34| 34 Uw kinderen zullen niet vruchtbaar zijn,
5 1, 37| komende volk, wiens kleine kinderen zich met blijdschap verheugen,
6 2, 2 | zegt tot hen: Gaat heen kinderen! want ik ben een weduwe
7 2, 4 | en verlatene: Gaat heen kinderen! en verzoekt barmhartigheid
8 2, 5 | getuige over de moeder dezer kinderen, die mijn verbond niet hebben
9 2, 15| 15 Gij moeder! omhels uw kinderen; voed die op met blijdschap
10 2, 17| vrees niet, gij moeder der kinderen! want ik heb u verkoren,
11 2, 19| leliën hebben, op welk ik uw kinderen met blijdschap zal vervullen.~
12 2, 25| goede voedster! kweek uw kinderen op, versterk hun voeten.~
13 2, 29| zullen u bedekken, dat uw kinderen de hel niet zien.~
14 2, 30| Vervrolijk u, gij moeder met uw kinderen, want ik zal u verlossen,
15 2, 31| 31 Gedenk aan uw kinderen die slapen, want ik zal
16 2, 32| 32 Omhels uw kinderen totdat ik kom, en hun barmhartigheid
17 2, 41| 41 Het getal uwer kinderen, die gij gewenst hebt, is
18 3, 12| vermenigvuldigen, en vele kinderen verkregen, en tot vele volken
19 6, 21| 21 En kinderen van één jaar zullen met
20 6, 21| vrouwen zullen ontijdig kinderen baren van drie en vier maanden,
21 9, 43| onvruchtbaar en had geen kinderen gebaard, hoewel ik dertig
22 10, 22| bijna ontheiligd, en onze kinderen hebben smaadheid geleden,
23 10, 22| weggerukt, en onze kleine kinderen zijn verloren, en onze jongelingen
24 15, 25| hen niet sparen; wijkt gij kinderen uit hun macht: en bevlekt
25 15, 57| 57 En uw kinderen zullen van honger vergaan,
26 16, 2 | klederen aan, beweent uw kinderen, en treurt, want uw verderf
27 16, 45| huwelijk begeven, als die geen kinderen zullen krijgen, die zich
28 16, 47| verstoren, en zullen hun kinderen gevangen nemen, want tot
|