Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
dankzeggende 1
dat 240
david 2
de 1000
deden 2
deed 5
deedt 2
Frequency    [«  »]
-----
-----
1444 en
1000 de
461 het
456 die
412 ik

Het vierde boek Ezra

IntraText - Concordances

de

1-500 | 501-1000

     Chapter, Verse
501 9, 13| niet meer zorgvuldig hoe de goddelozen zullen gepijnigd 502 9, 13| worden; maar onderzoek hoe de rechtvaardigen, voor wie 503 9, 15| behouden worden, gelijk de watergolf meerder is dan 504 9, 15| watergolf meerder is dan de droppel.~ 505 9, 17| veld is, zodanig zijn ook de zaden; en hoedanig de bloemen 506 9, 17| ook de zaden; en hoedanig de bloemen zijn, zodanig zijn 507 9, 17| bloemen zijn, zodanig zijn ook de kleuren; en hoedanig de 508 9, 17| de kleuren; en hoedanig de werkman is, zodanig is ook 509 9, 17| ook het werk; en hoedanig de landman is, zodanig is ook 510 9, 17| landman is, zodanig is ook de landbouw; want het was de 511 9, 17| de landbouw; want het was de tijd der wereld.~ 512 9, 18| voor degenen, die nu zijn, de wereld bereidde die nog 513 9, 19| gehoorzaam, maar nu zijn de zeden dergenen, die geschapen 514 9, 20| 20 En ik heb de wereld aangemerkt, en ziet, 515 9, 22| 22 Dat dan de menigte verloren ga, die 516 9, 24| gij zult alleen eten van de bloemen des velds, en zult 517 9, 24| wijn drinken, maar alleen de bloemen eten.~ 518 9, 25| 25 En bid de Allerhoogste zonder ophouden, 519 9, 26| heet, en ik zat aldaar in de bloemen; en ik at van het 520 9, 28| ik begon te spreken voor de Allerhoogste:~ 521 9, 29| vaderen openbaar geworden in de woestijn in een onvruchtbare 522 9, 32| 32 Doch onze vaderen, die de wet ontvingen, hebben ze 523 9, 32| rechten niet bewaard, en de vrucht der wet is niet openbaar 524 9, 32| kon ook niet, want zij was de uwe.~ 525 9, 34| het is een gewoonte, als de aarde het zaad ontvangen 526 9, 34| zaad ontvangen heeft, of de zee een schip, of een vat 527 9, 34| zee een schip, of een vat de spijs en de drank, wanneer 528 9, 34| of een vat de spijs en de drank, wanneer hetgeen verbroken 529 9, 36| niet geschied, want wij die de wet ontvangen hebben, vergaan 530 9, 37| 37 Doch de wet is niet vergaan, maar 531 9, 38| en ik zag een vrouw aan de rechterzijde, en zie, zij 532 9, 44| jaren lang, dag en nacht de Allerhoogste gebeden,~ 533 9, 45| medeburgers, en wij vereerden de almachtige God zeer.~ 534 9, 47| hij opgewassen was, en, de tijd gekomen was, dat hij 535 10, 2 | 2 En wij hebben al de lichten omgekeerd, en al 536 10, 2 | en ik hield mij stil tot de andere dag toe, tegen de 537 10, 2 | de andere dag toe, tegen de nacht,~ 538 10, 4 | voorgenomen niet weder in de stad te komen, maar hier 539 10, 9 | 9 Want vraagt het de aarde, zo zal zij u zeggen, 540 10, 9 | dat zij is degene, die de ondergang moet betreuren 541 10, 10| mensen geboren, en zullen ook de anderen komen, en zie zij 542 10, 12| aarde gelijk; want ik heb de vrucht mijns lijfs verloren, 543 10, 13| 13 Doch de aarde doet naar de wijze 544 10, 13| Doch de aarde doet naar de wijze der aarde, en de tegenwoordige 545 10, 13| naar de wijze der aarde, en de tegenwoordige menigte keert 546 10, 14| smarten gebaard hebt, zo geeft de aarde ook haar vrucht de 547 10, 14| de aarde ook haar vrucht de mens, die haar van den beginne 548 10, 16| 16 Want zo gij de bepalingen Gods rechtvaardigt, 549 10, 17| 17 Ga dan weder naar de stad tot uw man.~ 550 10, 18| niet doen, ik zal niet in de stad gaan, maar hier zal 551 10, 20| als gij zegt, maar volg de raad, die u gegeven wordt, 552 10, 20| ongevallen Sions! Troost u dan om de bedroefdheid van Jeruzalem.~ 553 10, 22| snarenspel ligt daar neder, en de lofzang zwijgt stil, en 554 10, 22| kandelaar is uitgeblust, en de ark van ons verbond is genomen, 555 10, 22| plaatsen zijn bevlekt, en de naam die over ons aangeroepen 556 10, 24| droefheid van u, en leg de veelheid uwer smarten af, 557 10, 24| veelheid uwer smarten af, opdat de sterke God u genadig zij, 558 10, 24| sterke God u genadig zij, en de Allerhoogste zal u tot een 559 10, 26| vol vreselijkheid, zodat de aarde beefde van de stem 560 10, 26| zodat de aarde beefde van de stem der vrouw.~ 561 10, 27| 27 En ik zag op, en ziet, de vrouw verscheen mij niet 562 10, 28| 28 Waar is Uriël de engel, die van den beginne 563 10, 30| benomen, en hij nam mij bij de rechterhand, en sterkte 564 10, 38| onderrichten, en ik zal u zeggen de dingen waarvoor gij vreest, 565 10, 38| waarvoor gij vreest, want de Allerhoogste heeft u vele 566 10, 40| 40 Dit is dan de betekenis van het gezicht, 567 10, 41| 41 De vrouw, die gij hebt zien 568 10, 42| 42 En nu ziet gij de gestalte der vrouw niet 569 10, 43| verhaal gedaan heeft, is dit de verklaring:~ 570 10, 46| dat Salomo na dertig jaren de stad heeft gebouwd en offeranden 571 10, 46| toen is het geschied dat de onvruchtbare een zoon gebaard 572 10, 47| heeft opgebracht, dit was de woning binnen Jeruzalem.~ 573 10, 48| en nedergevallen; dit is de val, die Jeruzalem is overkomen.~ 574 10, 50| 50 En nu ziet de Allerhoogste, dat gij van 575 10, 50| over haar, zo heeft hij u de klaarheid van haar heerlijkheid 576 10, 50| heerlijkheid getoond, en de schoonheid van haar versiersel.~ 577 10, 52| 52 Want ik wist, dat de Allerhoogste u dit zou beginnen 578 10, 54| mensen verdragen worden, waar de stad des Allerhoogsten zou 579 10, 55| verschrikt, maar ga heen en zie de heerlijkheid en grootte 580 10, 57| en gij zijt geroepen tot de Allerhoogste, gelijk er 581 10, 58| 58 De nacht nu die morgen wezen 582 10, 59| 59 En de Allerhoogste zal u die gezichten 583 10, 59| hoogste dingen tonen, welke de Allerhoogste die doen zal, 584 10, 59| doen zal, die op aarde in de laatste dagen wonen.~ 585 10, 60| En ik sliep die nacht, en de volgende, gelijk hij mij 586 11, 1 | zie een arend klom op van de zee, welke twaalf vleugelen 587 11, 2 | zijn vleugelen uit over de gehele aarde, en al de winden 588 11, 2 | over de gehele aarde, en al de winden des hemels woeien 589 11, 4 | middelste hoofd was groter dan de andere hoofden, en hij was 590 11, 5 | 5 En ik zag, en zie de arend vloog met zijn vleugelen 591 11, 6 | dat alle dingen hem onder de hemel onderdanig waren, 592 11, 6 | wedersprak hem, ja niet een van de schepselen die op aarde 593 11, 7 | 7 En ik zag, en ziet de arend stond op zijn klauwen, 594 11, 9 | 9 De hoofden nu zullen tot het 595 11, 10| 10 En ik zag, en ziet, de stem kwam niet uit zijn 596 11, 11| zijn vederen, die tegen de andere gewassen waren, en 597 11, 12| En ik zag, en ziet, van de rechterzijde stond een veder 598 11, 12| op, en zij heerste over de gehele aarde.~ 599 11, 13| werd niet meer gevonden. En de volgende is opgestaan en 600 11, 14| zij heerste, gelijk als de voorgaande.~ 601 11, 17| na u zo lange tijd, als de uwe is, houden, ja niet 602 11, 17| uwe is, houden, ja niet de helft daarvan.~ 603 11, 18| 18 En de derde heeft zich verheven, 604 11, 18| zich verheven, en heeft de heerschappij gehouden als 605 11, 18| heerschappij gehouden als de vorige, en ook deze is verdwenen.~ 606 11, 19| 19 En zo ging het met al de andere, dat zij elk in het 607 11, 19| zij elk in het bijzonder de heerschappij voerden, en 608 11, 20| 20 En ik zag, en ziet, de volgende vederen werden 609 11, 20| mettertijd opgericht van de rechterzijde, opdat zij 610 11, 20| rechterzijde, opdat zij zelf de heerschappij zouden verkrijgen, 611 11, 21| zich ook op, maar verkregen de heerschappij niet.~ 612 11, 22| En ik zag daarna, en ziet de twaalf vederen werden niet 613 11, 22| werden niet meer gezien, noch de twee vederkens.~ 614 11, 24| En ik zag, en ziet, van de zes vederkens zijn de twee 615 11, 24| van de zes vederkens zijn de twee afgescheiden, en zijn 616 11, 24| ter rechterzijde was, maar de vier bleven aan haar plaats.~ 617 11, 25| zag, en ziet, die onder de vleugelen waren, meenden 618 11, 26| 26 En ik zag, en ziet, de ene heeft zich opgericht, 619 11, 27| 27 En de tweede zijn eer verdwenen 620 11, 27| tweede zijn eer verdwenen dan de eerste.~ 621 11, 28| 28 En ik zag, en ziet, de twee die nog overig waren, 622 11, 29| dachten, ziet zo is een van de hoofden die rustten, dat 623 11, 29| want dit was groter dan de twee andere.~ 624 11, 30| 30 En ik zag dat de twee hoofden hiermee samengevoegd 625 11, 31| verslond twee vederen die onder de vleugelen waren, welke heerschappij 626 11, 32| heerste daarop, over allen die de aarde met veel arbeid bewonen, 627 11, 32| het voerde heerschappij op de aardbodem, over al de vleugelen, 628 11, 32| op de aardbodem, over al de vleugelen, die daar geweest 629 11, 33| verdween, en dat ook gelijk de vleugelen.~ 630 11, 34| 34 Doch de twee hoofden waren nog over, 631 11, 34| wijze ook heersten over de aarde, en over degenen, 632 11, 35| ziet, het hoofd, dat van de rechterzijde was, verslond 633 11, 35| rechterzijde was, verslond dat van de linkerzijde was.~ 634 11, 37| een mensenstem uitgaf tot de arend, en zeide:~ 635 11, 38| ik zal tot u spreken, en de Allerhoogste zal tot u zeggen:~ 636 11, 39| dat overgebleven is van de vier dieren, die ik de heerschappij 637 11, 39| van de vier dieren, die ik de heerschappij had gegeven 638 11, 40| 40 En hetwelk, in de vierde plaats komende, al 639 11, 40| vierde plaats komende, al de dieren heeft overwonnen, 640 11, 40| en door zijn heerschappij de wereld heeft ingehouden 641 11, 40| onbehoorlijke arbeid, en de aardbodem met zoveel bedrog 642 11, 41| 41 En hebt de aarde gericht niet naar 643 11, 42| 42 Want gij hebt de zachtmoedige verdrukt, en 644 11, 42| waren beledigd, en gij hebt de leugen liefgehad, en hebt 645 11, 42| leugen liefgehad, en hebt de woningen afgebroken dergenen, 646 11, 42| vruchten brachten, en hebt de muren ternedergeworpen dergenen, 647 11, 43| versmading gekomen, tot de Allerhoogste, en uw hovaardigheid 648 11, 43| en uw hovaardigheid tot de sterke.~ 649 11, 44| 44 En de Allerhoogste heeft de hovaardige 650 11, 44| En de Allerhoogste heeft de hovaardige tijden aangezien, 651 11, 46| 46 Opdat de gehele aarde weder verkwikt 652 11, 46| hopen op het oordeel en de barmhartigheid desgenen 653 12, 1 | EN het is geschied toen de leeuw deze woorden sprak 654 12, 1 | leeuw deze woorden sprak tot de arend, dat ik zag,~ 655 12, 2 | hoofd dat nog over was, doch de vier vleugelen, die tot 656 12, 3 | arends werd brandende, en de aarde verschrikte zeer, 657 12, 3 | vanwege het groot gewoel en de grote vrees uit de verdrukking 658 12, 3 | gewoel en de grote vrees uit de verdrukking mijner zinnen, 659 12, 4 | gedaan, daarmee dat gij de wegen des Allerhoogsten 660 12, 5 | kracht meer in mij, vanwege de grote vrees, waarmee ik 661 12, 6 | 6 Nu dan, ik zal de Allerhoogste bidden, dat 662 12, 8 | toon aan mij, uw knecht, de verklaring en onderscheiding 663 12, 10| hij zeide tot mij: Dit is de verklaring van dit gezicht:~ 664 12, 11| 11 De arend, die gij hebt zien 665 12, 11| gij hebt zien opkomen van de zee, is het rijk, dat in 666 12, 13| 13 Ziet de dagen komen, dat een rijk 667 12, 13| vreselijker zijn dan al de rijken, die daarvoor geweest 668 12, 14| twaalf koningen heersen, de een na de ander.~ 669 12, 14| koningen heersen, de een na de ander.~ 670 12, 15| 15 Want de tweede zal beginnen te heersen, 671 12, 15| het meer tijds houden dan de andere twaalf.~ 672 12, 16| 16 Dit is de verklaring van de twaalf 673 12, 16| Dit is de verklaring van de twaalf vleugelen, die gij 674 12, 17| 17 En wat aangaat de stem die gesproken heeft, 675 12, 18| 18 Dit is de verklaring, namelijk dat 676 12, 18| verklaring, namelijk dat na de tijd van dit rijk geen kleine 677 12, 20| 20 Daarvan is de verklaring: Daar zullen 678 12, 21| tijds zal naderen, zo zullen de vier behouden worden in 679 12, 21| beginnen te naderen, maar de twee zullen tot het einde 680 12, 23| 23 Daarvan is dit de verklaring: Aan het einde 681 12, 23| het einde van dit rijk zal de Allerhoogste drie rijken 682 12, 23| wederroepen, en zij zullen over de aarde zelf heersen,~ 683 12, 24| geweest zijn; daarom zijn deze de hoofden des arends genoemd.~ 684 12, 27| 27 Doch de twee, die overgebleven zullen 685 12, 29| twee vederen, die van onder de vleugelen over het hoofd 686 12, 29| het hoofd gingen, dat aan de rechterzijd was,~ 687 12, 30| 30 Daarvan is dit de verklaring: Deze zijn het 688 12, 30| verklaring: Deze zijn het die de Allerhoogste behouden heeft 689 12, 31| brullen, en spreken, tot de arend, en hem bestraffen, 690 12, 32| 32 Deze is de wind, die de Allerhoogste 691 12, 32| 32 Deze is de wind, die de Allerhoogste tot het einde 692 12, 34| overgebleven volk verlossen van de ellende, namelijk die op 693 12, 34| maken totdat het einde en de dag des oordeels komen zal, 694 12, 35| 35 Dit is de droom, die gij gezien hebt, 695 12, 35| gezien hebt, en dit zijn de verklaringen.~ 696 12, 38| 38 En gij zult ze de verstandigen onder uw volk 697 12, 39| u vertoond worde hetgeen de Allerhoogste goeddunken 698 12, 40| het volk gehoord had, dat de zeven dagen voorbij waren, 699 12, 40| voorbij waren, en dat ik in de stad niet was wedergekeerd, 700 12, 40| wedergekeerd, zo zijn zij allen van de minste tot de meeste vergaderd, 701 12, 40| allen van de minste tot de meeste vergaderd, en zij 702 12, 42| volken als een druiftak van de wijngaard, en als een kaars 703 12, 43| 43 Of zijn ons de zwarigheden niet genoegzaam, 704 12, 44| het ons, dat wij ook met de brand Sions verbrand waren?~ 705 12, 47| 47 Want de Allerhoogste gedenkt uwer, 706 12, 47| Allerhoogste gedenkt uwer, en de Almachtige heeft uwer niet 707 12, 47| heeft uwer niet vergeten in de verzoeking.~ 708 12, 48| opdat ik zou bidden voor de verwoesting Sions, en opdat 709 12, 48| barmhartigheid zocht voor de vernedering uws heiligdoms.~ 710 12, 50| 50 En het volk is naar de stad vertrokken, gelijk 711 12, 51| had, en ik at alleen van de bloemen des akkers, en uit 712 12, 51| bloemen des akkers, en uit de kruiden is mij spijs geworden 713 13, 2 | daar stond een wind op van de zee, die al haar baren bewoog.~ 714 13, 3 | een man werd gesterkt met de duizenden des hemels, en 715 13, 4 | die daar hoorden, gelijk de aarde in stilte is, wanneer 716 13, 5 | men niet tellen kon, van de vier winden des hemels, 717 13, 5 | zouden beoorlogen, die van de zee was opgekomen.~ 718 13, 7 | 7 En ik zocht de landstreek of plaats te 719 13, 7 | plaats te zien, waaruit de berg uitgesneden was, maar 720 13, 10| vermengd geworden, namelijk de vurige wind, en de vlammende 721 13, 10| namelijk de vurige wind, en de vlammende adem, en het groot 722 13, 11| het viel met geweld over de menigte, die bereid was 723 13, 11| verbrandde hen allen, zodat van de ontelbare menigte weldra 724 13, 12| 12 En daarna zag ik de mens zelf van de berg afkomen, 725 13, 12| zag ik de mens zelf van de berg afkomen, en een andere 726 13, 15| 15 Zo toon mij dan nu nog de verklaring van deze droom.~ 727 13, 18| 18 Ik versta nu de dingen die weggelegd zijn 728 13, 18| die weggelegd zijn tot op de laatste dagen, en hetgeen 729 13, 20| kome met gevaar, en nu zie de dingen die in het laatste 730 13, 20| zullen, dan dat men door de wereld ga als een wolk. 731 13, 21| 21 Ik zal u ook de verklaring van dit gezicht 732 13, 22| overgelaten zijn, daarvan is dit de verklaring:~ 733 13, 23| zijn, deze zijn het die de werken hebben, en het geloof 734 13, 23| hebben, en het geloof in de Almachtige.~ 735 13, 25| 25 Dit zijn de verklaringen van dit gezicht: 736 13, 26| 26 Deze is het, die de Allerhoogste nu vele tijden 737 13, 28| geweld nochtans verdierf de ganse menigte die gekomen 738 13, 28| bestrijden, daarvan is dit de verklaring:~ 739 13, 29| 29 Ziet, de dagen komen, wanneer de 740 13, 29| de dagen komen, wanneer de Allerhoogste zal beginnen 741 13, 30| komen over degenen, die de aarde bewonen.~ 742 13, 31| 31 En de een zal de ander willen 743 13, 31| 31 En de een zal de ander willen bestrijden, 744 13, 31| ander willen bestrijden, de ene stad de andere, en het 745 13, 31| bestrijden, de ene stad de andere, en het ene volk 746 13, 32| deze dingen geschieden, en de tekenen gebeuren, die ik 747 13, 33| zijn krijg, die hij tegen de andere had, laten varen.~ 748 13, 35| 35 Doch hij zal staan op de spits van de berg Sion.~ 749 13, 35| zal staan op de spits van de berg Sion.~ 750 13, 36| gelijk gij gezien hebt, dat de berg zonder handen werd 751 13, 37| Doch deze mijn Zoon zal de dingen bestraffen, die de 752 13, 37| de dingen bestraffen, die de volken uitgevonden hebben, 753 13, 38| 38 Die met de vlam worden vergeleken; 754 13, 38| verderven zonder arbeid, door de wet, die met vuur wordt 755 13, 40| 40 Deze zijn de tien stammen, die uit hun 756 13, 40| gevangen zijn genomen in de dagen van de koning Hosea, 757 13, 40| genomen in de dagen van de koning Hosea, die Salmanasser 758 13, 40| koning Hosea, die Salmanasser de koning der Assyriërs gevankelijk 759 13, 40| heeft, en heeft hen over de rivier gevoerd, en zij zijn 760 13, 41| Doch zij besloten, dat zij de menigte der heidenen zouden 761 13, 43| dan daarin getogen door de enge ingangen van de rivier 762 13, 43| door de enge ingangen van de rivier Eufraat.~ 763 13, 44| 44 Want de Allerhoogste deed hun toen 764 13, 44| hun toen tekenen, en hield de aderen der rivier op, totdat 765 13, 46| hebben zij daarin gewoond tot de laatste tijd; en als zij 766 13, 47| 47 Zo zal de Allerhoogste weder de aderen 767 13, 47| zal de Allerhoogste weder de aderen der rivier ophouden, 768 13, 49| zal beginnen te verderven de menigte dergenen, die uit 769 13, 49| menigte dergenen, die uit de volken vergaderd zijn, dat 770 13, 51| waarom ik gezien heb, dat de man van het midden der zee 771 13, 52| 52 Gelijk gij de dingen niet kondt doorgronden 772 13, 52| doorgronden noch weten, die in de diepte der zee zijn, zo 773 13, 52| zijn, zo zal niemand op de aarde kunnen zien mijn Zoon, 774 13, 53| 53 Dit is de verklaring van de droom, 775 13, 53| Dit is de verklaring van de droom, die gij gezien hebt, 776 13, 56| daarom heb ik u getoond de schatten die bij de Allerhoogste 777 13, 56| getoond de schatten die bij de Allerhoogste zijn, en na 778 13, 57| in het veld heengegaan, de Allerhoogste zeer lovende 779 13, 57| lovende en prijzende, vanwege de wonderen die hij van tijd 780 13, 58| 58 En dat hij de tijd, met hetgeen in de 781 13, 58| de tijd, met hetgeen in de tijden teweeggebracht werd, 782 14, 1 | 1 EN het geschiedde op de derde dag, dat ik zat onder 783 14, 4 | en heb hem gebracht op de berg Sinaï, en daar hield 784 14, 5 | wonderen, en toonde hem de verborgenheden en het einde 785 14, 8 | 8 De tekenen die ik gedroomd 786 14, 8 | die ik gedroomd heb, en de dromen die gij gezien hebt, 787 14, 8 | die gij gezien hebt, en de verklaringen, die gij gehoord 788 14, 9 | met uws gelijken totdat de tijden geëindigd zijn.~ 789 14, 10| 10 Want de wereld heeft haar jeugd 790 14, 10| haar jeugd verloren, en de tijden genaken om oud te 791 14, 11| 11 Want de eeuw is in twaalf delen 792 14, 11| twaalf delen verdeeld, en de tien zijn voorbij, en de 793 14, 11| de tien zijn voorbij, en de helft van een tiende deel.~ 794 14, 13| bestraf uw volk, en vertroost de vernederden onder hen, en 795 14, 14| 14 En doe van u weg de strefelijke gedachten; werp 796 14, 14| strefelijke gedachten; werp van u de menselijke lasten, en trek 797 14, 14| menselijke lasten, en trek uit de zwakke natuur, en stel aan 798 14, 14| zwakke natuur, en stel aan de ene zijde de raadslagen 799 14, 14| en stel aan de ene zijde de raadslagen die u allerbezwaarlijkst 800 14, 16| 16 Want zoveel als de wereld zal verzwakt worden 801 14, 17| 17 Want de waarheid is veel verder 802 14, 17| is veel verder geweken en de leugen is naderbij gekomen, 803 14, 20| 20 Daarom ligt de wereld in duisternis, en 804 14, 21| en daarom weet niemand de dingen die door u gedaan 805 14, 21| door u gedaan zijn, noch de werken die geschieden zullen.~ 806 14, 22| gevonden heb, zo zend in mij de Heilige Geest, en ik zal 807 14, 22| schrijven wat van den beginne in de wereld geschied is, aangaande 808 14, 22| wereld geschied is, aangaande de zaken die in uw wet geschreven 809 14, 22| geschreven waren, opdat de mensen de weg kunnen vinden, 810 14, 22| geschreven waren, opdat de mensen de weg kunnen vinden, en dat 811 14, 22| en dat degenen, die in de laatste tijden zullen willen 812 14, 25| uitgeblust worden, totdat de dingen voleindigd zijn, 813 14, 26| maken, en sommige zult gij de wijzen heimelijk overgeven; 814 14, 30| 30 En hebben de wet des levens ontvangen, 815 14, 31| onrecht gedaan, en hebt de wegen niet gehouden die 816 14, 31| wegen niet gehouden die de Allerhoogste bevolen had.~ 817 14, 34| levend behouden worden, en na de dood zult gij barmhartigheid 818 14, 35| Want het oordeel zal na de dood komen, als wij weder 819 14, 35| zullen worden, en dan zullen de namen der rechtvaardigen 820 14, 35| rechtvaardigen bekend, en de werken der bozen openbaar 821 14, 37| 37 En ik nam de vijf mannen tot mij, gelijk 822 14, 40| vervuld met wetenschap, en de wijsheid wies in mijn borst, 823 14, 42| 42 De Allerhoogste nu gaf de vijf 824 14, 42| 42 De Allerhoogste nu gaf de vijf mannen verstand, dat 825 14, 42| verstand, dat zij schreven de dingen die in verrukkingen 826 14, 45| En het is geschied, als de veertig dagen geëindigd 827 14, 45| dagen geëindigd waren, dat de Allerhoogste tot mij sprak, 828 14, 45| mij sprak, en zeide: Stel de eerste dingen, die gij geschreven 829 14, 45| openbaar voor, en laat deze de waardigen en onwaardigen 830 14, 46| 46 Maar de laatste zeventig boeken 831 14, 46| behouden, opdat gij die de wijzen onder het volk overlevert.~ 832 14, 47| 47 Want in deze is de ader des verstands, en de 833 14, 47| de ader des verstands, en de fontein derwijsheid, en 834 14, 47| fontein derwijsheid, en de vloed der wetenschap; en 835 15, 1 | 1 ZIET, gij zult in de oren mijns volks de woorden 836 15, 1 | zult in de oren mijns volks de woorden der profetie spreken, 837 15, 1 | mond zal leggen, spreekt de Here,~ 838 15, 3 | 3 En vrees niet voor de raadslagen tegen u en bekommert 839 15, 3 | en bekommert u niet over de ongelovigheid der tegensprekers.~ 840 15, 4 | 4 Want al de ongelovigen zullen in hun 841 15, 5 | 5 Ziet, spreekt de Here, ik zal ongelukken 842 15, 5 | ik zal ongelukken over de aardbodem zenden, het zwaard, 843 15, 5 | aardbodem zenden, het zwaard, en de honger, en de dood, en de 844 15, 5 | zwaard, en de honger, en de dood, en de verderfenis;~ 845 15, 5 | de honger, en de dood, en de verderfenis;~ 846 15, 6 | 6 Omdat ongerechtigheid de overhand genomen heeft over 847 15, 6 | overhand genomen heeft over de ganse aarde, en haar schadelijke 848 15, 7 | 7 Daarom spreekt de Here:~ 849 15, 8 | bloed roept tot mij; en de zielen der rechtvaardigen 850 15, 9 | zal ik hen wreken, spreekt de Here, en ik zal al het onschuldig 851 15, 13| 13 De akkerlieden, die het land 852 15, 14| 14 Wee de wereld, en hen, die daarin 853 15, 16| zal ongestadigheid zijn in de mensen, en de een zal de 854 15, 16| ongestadigheid zijn in de mensen, en de een zal de ander overweldigen, 855 15, 16| de mensen, en de een zal de ander overweldigen, en zullen 856 15, 16| hun koning niet vragen, en de vorsten zullen de weg van 857 15, 16| vragen, en de vorsten zullen de weg van hun handelingen 858 15, 18| vanwege hun hovaardij zullen de steden beroerd worden, de 859 15, 18| de steden beroerd worden, de huizen zullen verstoord 860 15, 18| zullen verstoord worden, en de mensen zullen vrezen.~ 861 15, 19| 19 De ene mens zal met de andere 862 15, 19| 19 De ene mens zal met de andere geen medelijden hebben, 863 15, 19| goederen te roven, vanwege de honger naar brood, en de 864 15, 19| de honger naar brood, en de velerlei benauwdheid.~ 865 15, 20| ik roep tezamen, spreekt de Here, al de koningen der 866 15, 20| tezamen, spreekt de Here, al de koningen der aarde om mij 867 15, 21| 21 Gelijk zij tot op de huidige dag mijn uitverkorenen 868 15, 21| schoot vergelden; dit spreekt de Here.~ 869 15, 22| 22 Mijn hand zal de zondaar niet verschonen, 870 15, 23| toorn en heeft verteerd de fundamenten der aarde, en 871 15, 23| fundamenten der aarde, en de zondaars als aangestoken 872 15, 24| geboden niet houden, spreekt de Here.~ 873 15, 26| 26 Want de Here kent al degenen, die 874 15, 27| 27 Want nu zijn de ongevallen over de aardbodem 875 15, 27| zijn de ongevallen over de aardbodem gekomen, en gij 876 15, 28| en zijn aankomst is van de opgang der zon.~ 877 15, 29| menigte gedreven worden over de aarde, zodat zij allen zullen 878 15, 30| 30 Namelijk de Karmaniërs razende in hun 879 15, 30| en zullen tegen hen in de krijg staan, en zullen een 880 15, 31| 31 En na deze zullen de draken de overhand krijgen, 881 15, 31| na deze zullen de draken de overhand krijgen, zijnde 882 15, 32| kracht, en zullen zich op de vlucht begeven.~ 883 15, 35| zwaard vergoten, zal tot de buik toe vloeien.~ 884 15, 36| 36 En de mest der mensen zal komen 885 15, 36| mensen zal komen tot aan de gordel der kemelen, en daar 886 15, 37| 37 En die de onstuimigheid zien, zullen 887 15, 39| 39 En de winden uit het oosten zullen 888 15, 39| winden uit het oosten zullen de overhand nemen, en zullen 889 15, 39| en zullen dat openen, met de wolk die het in zijn onstuimigheid 890 15, 39| verschrikking te maken aan de oosten wind en westenwind.~ 891 15, 40| zich verheffen, opdat zij de gehele aarde verschrikken 892 15, 41| en veel water, zodat al de velden, en al de beken door 893 15, 41| zodat al de velden, en al de beken door de menigte des 894 15, 41| velden, en al de beken door de menigte des waters vervuld 895 15, 42| 42 En zullen de steden nederwerpen, en de 896 15, 42| de steden nederwerpen, en de muren, en de bergen, en 897 15, 42| nederwerpen, en de muren, en de bergen, en de heuvelen, 898 15, 42| muren, en de bergen, en de heuvelen, en de bomen der 899 15, 42| bergen, en de heuvelen, en de bomen der bossen, en het 900 15, 44| zullen dat gesternte en al de onstuimigheid over haar 901 15, 44| uitgieten, en het stof en de rook zal opgaan tot de hemel 902 15, 44| en de rook zal opgaan tot de hemel toe, en allen die 903 15, 46| die een gezellin zijt van de hoop Babylons, en een eer 904 15, 48| 48 Gij hebt de gehate stad altijd willen 905 15, 48| en vonden, daarom spreekt de Here:~ 906 15, 49| worden door het geweld, en de dood,~ 907 15, 50| 50 En de heerlijkheid uwer kracht 908 15, 50| bloem verdorren, wanneer de hitte zal opgaan, die over 909 15, 51| geslagen en getuchtigd is door de vrouwen, zodat de machtigen, 910 15, 51| is door de vrouwen, zodat de machtigen, en de boelen, 911 15, 51| zodat de machtigen, en de boelen, u niet zullen kunnen 912 15, 52| u jaloers zijn? spreekt de Here.~ 913 15, 54| 54 Versier nu de schoonheid uws aanschijns!~ 914 15, 56| uitverkorenen zult doen, spreekt de Here, alzo zal de Here u 915 15, 56| spreekt de Here, alzo zal de Here u doen, en zal u ten 916 15, 57| zullen verdelgd worden, en al de uwen zullen in het veld 917 15, 58| 58 En die op de bergen zijn, zullen van 918 15, 59| ongelukkigen, gij zult over de zee wijken, en u zal daar 919 15, 60| het doortrekken zullen zij de verslagen stad in stukken 920 15, 63| roof maken, en zij zullen de heerlijkheid uws aanschijns 921 16, 6 | het bos? of het vuur in de stoppelen blussen als het 922 16, 8 | 8 De almachtige Here zendt ongeval 923 16, 11| 11 De Here zal dreigen, en wie 924 16, 12| beeft met zijn fundamenten; de zee bruist van de diepte 925 16, 12| fundamenten; de zee bruist van de diepte op, en haar baren 926 16, 12| aanschijn des Heren, en van de heerlijkheid zijner kracht.~ 927 16, 13| Want zijn rechterhand, die de boog spant is sterk; zijn 928 16, 13| zullen geschoten worden tegen de einden der aarde.~ 929 16, 14| wederkeren, totdat het op de aarde komt.~ 930 16, 15| geblust worden totdat het de fundamenten der aarde zal 931 16, 16| 16 Gelijk de pijl niet wederkeert, die 932 16, 16| is geschoten, zo zullen de ongevallen niet wederkeren, 933 16, 16| niet wederkeren, die over de aarde zijn gezonden.~ 934 16, 18| het begin der krijgen, en de machtigen zullen bevreesd 935 16, 19| ik in deze doen, wanneer de ongevallen zullen komen?~ 936 16, 21| ongerechtigheden, en zullen de geselen niet altijd gedenken.~ 937 16, 22| 22 Ziet de leeftocht zal goedkoop zijn 938 16, 22| toebereid is, maar dan zullen de ongevallen spruiten op aarde, 939 16, 23| vergaan, en het zwaard zal de anderen verderven, die van 940 16, 23| anderen verderven, die van de hongersnood zullen overgebleven 941 16, 24| 24 En de doden zullen als drek weggeworpen 942 16, 24| land zal woest gelaten, en de steden zullen ternedergeworpen 943 16, 26| 26 De bomen zullen vruchten geven, 944 16, 27| 27 De druif zal rijp worden, en 945 16, 29| verstoken zullen hebben in de dichte bossen, en in de 946 16, 29| de dichte bossen, en in de kloven der steenrotsen.~ 947 16, 31| overgelaten, bij degenen, die de wijngaard naarstig doorzoeken.~ 948 16, 34| 34 De maagden zullen treuren, 949 16, 34| geen bruidegoms hebben; de vrouwen zullen treuren, 950 16, 35| Haar bruidegoms zullen in de krijg omkomen, en haar mannen 951 16, 37| neemt dat aan, en gelooft de goden niet, waarvan de Here 952 16, 37| gelooft de goden niet, waarvan de Here spreekt.~ 953 16, 38| 38 Ziet de ongevallen genaken, en zullen 954 16, 39| een zwangere vrouw, die na de negen maanden haar zoon 955 16, 39| haar zoon baart, wanneer de tijd van haar baren nabij 956 16, 39| of drie tevoren, zo gaan de kindsweeën door haar lichaam, 957 16, 39| lichaam, en als het kind nu in de geboorte is, zo vertoeven 958 16, 40| 40 Zo zullen de ongevallen niet vertoeven 959 16, 40| vertoeven op aarde te komen, en de wereld zal zuchten, en de 960 16, 40| de wereld zal zuchten, en de smarten zullen haar omvangen.~ 961 16, 41| zijt in het ongeval zo, als de vreemdelingen der aarde.~ 962 16, 44| wijngaard snijdt, als een die de druiven niet zal lezen.~ 963 16, 45| ten huwelijk begeven, als de weduwnaars.~ 964 16, 47| Want hun vruchten zullen de vreemden maaien, en zullen 965 16, 47| gevangen nemen, want tot de gevangenis en tot hongersnood 966 16, 49| hunner zonden wil, spreekt de Here.~ 967 16, 51| 51 Zo zal ook de gerechtigheid ijveren tegen 968 16, 51| gerechtigheid ijveren tegen de ongerechtigheid, wanneer 969 16, 53| weinig tijds is het, en de ongerechtigheid zal van 970 16, 53| ongerechtigheid zal van de aarde weggenomen worden 971 16, 53| aarde weggenomen worden en de gerechtigheid zal over u 972 16, 54| 54 De zondaar zegge niet, dat 973 16, 54| niet gezondigd voor God de Here en voor zijn heerlijkheid.~ 974 16, 55| 55 Ziet de Here kent alle daden en 975 16, 56| 56 Want hij heeft gezegd: De aarde worde, en zij is geworden, 976 16, 56| en zij is geworden, en de hemel worde, en hij is geworden.~ 977 16, 57| En door zijn woord zijn de sterren gefundeerd, en hij 978 16, 58| 58 Hij is het die de afgrond doorgrondt, en zijn 979 16, 58| doorgrondt, en zijn schatten; die de zee afmeet, en haar begrip.~ 980 16, 59| 59 Die de zee besloten heeft in het 981 16, 59| het midden der wateren, en de aarde gehangen heeft op 982 16, 59| aarde gehangen heeft op de wateren door zijn woord.~ 983 16, 60| 60 Die de hemel uitspant als een gewelf; 984 16, 60| gewelf; bij heeft die over de wateren bevestigd.~ 985 16, 61| 61 Die in de woestijn waterfonteinen 986 16, 61| waterfonteinen heeft gesteld, en op de spitsen der bergen watermeren, 987 16, 61| rivieren uit te geven van de hoge rotssteen, om het aardrijk 988 16, 62| 62 Die de mens gemaakt heeft, en zijn 989 16, 62| des lichaams, en heeft hem de geest, het leven en het 990 16, 63| 63 En de adem des almachtigen Gods 991 16, 63| alle verborgen dingen in de diepten der aarde.~ 992 16, 66| worden, als uw zonden voor de mensen zullen voortkomen, 993 16, 68| 68 Ziet, God is de rechter, vreest hem; laat 994 16, 69| 69 Want ziet, de hitte van een grote menigte 995 16, 69| wegrukken en zullen hen doden om de afgoden te zijn tot een 996 16, 71| plaats tot plaats, en in de omliggende steden zal grote 997 16, 74| 74 Dan zal de beproeving mijner uitverkorenen 998 16, 75| mijn geliefden, spreekt de Here: ziet, de dagen der 999 16, 75| spreekt de Here: ziet, de dagen der verdrukking zijn 1000 16, 77| en bevelen houdt, spreekt de Here, ziet toe dat uw zonden


1-500 | 501-1000

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License