Chapter, Verse
1 1, 8 | kwaad op hen, omdat zij mijn wet niet gehoorzaam zijn geweest;
2 2, 40| het wit gekleden, die de wet des Heren vervuld hebben.~
3 3, 19| gij het zaad Jakobs, de wet gaaft, en het geslacht Israëls
4 3, 20| hart niet weg, opdat uw wet in hen zou vrucht voortbrengen.~
5 3, 22| bijblijvende zwakheid, en de wet is gebleven met het hart
6 4, 23| goddeloze geslachten, en de wet onzer vaderen teniet is
7 5, 27| volk verkregen, en hebt een wet gegeven, die door allen
8 7, 17| Heer, ziet gij hebt in uw wet verordineerd, dat de rechtvaardigen
9 7, 20| tegenwoordig verloren, omdat de wet Gods, die voorgesteld is,
10 7, 24| 24 En hebben zijn wet veracht, en zijn beloften
11 7, 63| die zich bekeren tot zijn wet.~
12 8, 12| en onderricht hem in uw wet en tuchtigt hem door uw
13 8, 29| maar zie die aan, die uw wet heerlijk geleerd hebben.~
14 8, 56| veracht, en hebben zijn wet versmaad, en zijn wegen
15 9, 11| 11 En die van mijn wet een walg gehad hebben, toen
16 9, 19| niet ophoudt, en door een wet die niet kan doorgrond worden.~
17 9, 31| 31 Want ziet ik zaai mijn wet in u, en zij zal in u vrucht
18 9, 32| Doch onze vaderen, die de wet ontvingen, hebben ze niet
19 9, 32| bewaard, en de vrucht der wet is niet openbaar geworden,
20 9, 36| geschied, want wij die de wet ontvangen hebben, vergaan
21 9, 37| 37 Doch de wet is niet vergaan, maar is
22 13, 38| verderven zonder arbeid, door de wet, die met vuur wordt vergeleken.~
23 13, 54| 54 Want gij hebt uw eigen wet verlaten, en hebt u omtrent
24 13, 54| en hebt u omtrent mijn wet bezig gehouden, en hebt
25 14, 21| 21 Overmits uw wet verbrand is, en daarom weet
26 14, 22| aangaande de zaken die in uw wet geschreven waren, opdat
27 14, 30| 30 En hebben de wet des levens ontvangen, die
|