Chapter, Verse
1 3, 34| 34 Nu dan, weeg onze ongerechtigheden in een
2 4, 33| geschieden? waarom zijn onze jaren weinig en kwaad?~
3 4, 35| de vrucht des oogstes van onze beloning komen?~
4 5, 50| zo zal ik voor u spreken; onze moeder waarvan gij mij gezegd
5 7, 48| uwe geweest, maar ook de onze, die van u zijn gekomen.~
6 7, 55| boven de sterren, en toch onze aangezichten zwart zullen
7 8, 6 | hart geeft, en bouwing aan onze zinnen, waaruit vrucht mag
8 8, 31| 31 Want wij en onze vaderen zijn krank van zulke
9 9, 29| ons vertoondet, zijt gij onze vaderen openbaar geworden
10 9, 32| 32 Doch onze vaderen, die de wet ontvingen,
11 10, 7 | 7 Want Sion onze moeder is met allerlei droefheid
12 10, 21| ons altaar verbroken, en onze tempel verstoord,~
13 10, 22| lofzang zwijgt stil, en onze vreugde is teniet, en het
14 10, 22| teniet, en het licht van onze kandelaar is uitgeblust,
15 10, 22| ons verbond is genomen, en onze heilige plaatsen zijn bevlekt,
16 10, 22| is bijna ontheiligd, en onze kinderen hebben smaadheid
17 10, 22| hebben smaadheid geleden, en onze priesters zijn verbrand,
18 10, 22| priesters zijn verbrand, en onze Levieten zijn in gevangenis
19 10, 22| in gevangenis gegaan, en onze maagden zijn geschonden,
20 10, 22| maagden zijn geschonden, en onze vrouwen hebben geweld geleden,
21 10, 22| hebben geweld geleden, en onze rechtvaardigen zijn weggerukt,
22 10, 22| rechtvaardigen zijn weggerukt, en onze kleine kinderen zijn verloren,
23 10, 22| kinderen zijn verloren, en onze jongelingen zijn dienstbaar
24 10, 22| dienstbaar geworden, en onze sterke mannen zijn zwak
25 14, 29| 29 Onze vaders waren van het begin
|