Chapter, Verse
1 1, 23| 23 Zo heb ik u geen vuur om uw lastering gegeven,
2 3, 19| poorten, namelijk door het vuur, en de aardbeving, en de
3 4, 9 | ik niet gevraagd dan van vuur, en van wind, en van de
4 4, 16| bos werd ijdel, want, het vuur kwam en verteerde het.~
5 4, 50| dan de druppelen, en het vuur dan de rook, zo is de maat,
6 5, 8 | in vele plaatsen, en het vuur zal menigmaal te voorschijn
7 7, 7 | zodat er ter rechterzijde vuur is, en ter linkerzijde een
8 7, 8 | gelegd, namelijk tussen het vuur en het water, zodat op het
9 8, 8 | wordt uw schepsel als in vuur en water bewaard, en uw
10 8, 22| opmerking zich keert met wind en vuur; wiens woord waarachtig,
11 13, 4 | stilte is, wanneer zij het vuur gevoelt.~
12 13, 27| zien gaan als een wind, en vuur, en onweder.~
13 13, 38| arbeid, door de wet, die met vuur wordt vergeleken.~
14 14, 39| doch zijn kleur was als van vuur.~
15 15, 23| 23 Het vuur is uitgegaan van zijn toorn
16 15, 41| 41 Vuur en hagel, en vliegende zwaarden,
17 15, 61| en zij zullen u zijn tot vuur.~
18 15, 62| vruchtdragend geboomte, met vuur verbranden.~
19 16, 4 | 4 Een vuur is over u aangestoken, en
20 16, 6 | hongerig is in het bos? of het vuur in de stoppelen blussen
21 16, 9 | 9 Het vuur is van zijn gemeenschap
22 16, 15| 15 Het vuur wordt aangestoken, en het
23 16, 74| worden, gelijk goud dat door vuur beproefd wordt.~
24 16, 78| en gelaten om door het vuur verbrand te worden.~ ~
|