Chapter, Verse
1 1, 3 | gevangene geweest is in het land der Meden, onder het koninkrijk
2 1, 7 | hen niet geleid uit het land van Egypte, uit het huis
3 2, 9 | 9 Welker land in pekschollen, en ashopen
4 5, 1 | zal verborgen zijn, en het land zal zonder trouw zijn.~
5 5, 3 | gezet wordt, dat men het land, hetwelk gij nu ziet heersen,
6 5, 11| 11 En het ene land zal het andere, dat naast
7 5, 17| Israël u bevolen is in het land zijner gevangenis?~
8 9, 8 | mijn zaligheid zien in mijn land, en in mijn palen; want
9 13, 33| zo zal een ieder in zijn land zijn krijg, die hij tegen
10 13, 40| tien stammen, die uit hun land gevangen zijn genomen in
11 13, 40| overgebracht in een ander land.~
12 13, 41| verlaten, en in een verder land vertrekken, waar geen menselijk
13 13, 42| onderhouden, die zij in hun land niet gehouden hadden.~
14 13, 45| 45 Want door dat land was een weg van een lange
15 14, 31| 31 En het land, namelijk het land Sion
16 14, 31| En het land, namelijk het land Sion is ulieden tot een
17 15, 11| verheven arm: en ik zal dat land met plagen slaan als tevoren,
18 15, 13| De akkerlieden, die het land bouwen, zullen treuren;
19 15, 30| zullen een deel van het land der Assyriërs verwoesten.~
20 15, 33| op hen aankomende van het land der Assyriërs, zal hen bezetten,
21 15, 60| zullen een gedeelte van uw land verderven, en een deel van
22 15, 62| zullen uw steden, en uw land, en uw bergen, ook al uw
23 16, 24| vertroosten zal. Want het land zal woest gelaten, en de
24 16, 33| 33 En het land zal woest blijven, en zijn
|