Chapter, Verse
1 1, 21| uitgedrevan. Wat zou ik nog meer doen? spreekt de Here.~
2 1, 24| 24 Wat zal ik u doen Jakob? Gij hebt niet willen
3 1, 30| verzamelt. Nu dan, wat zal ik u doen? Ik zal u van mijn aangezicht
4 1, 35| getoond heb, die zullen doen wat ik bevolen heb.~
5 2, 4 | 4 Nu dan, wat zal ik u doen? ik ben een weduwe en verlatene:
6 2, 9 | ashopen ligt, zo zal ik hun doen, die mij niet gehoord hebben,
7 3, 7 | gij hebt de dood over hem doen komen en over zijn nakomelingen.
8 4, 6 | Wie is er geboren die kan doen wat gij van mij eist?~
9 4, 25| 25 Maar wat zal hij doen met zijn naam, die over
10 5, 40| tot mij: Gelijk gij niet doen kunt een der dingen, die
11 5, 41| zijn; wat zullen nu die doen, die voor mij geweest zijn,
12 5, 47| zij moet het door de tijd doen.~
13 6, 20| zo zal ik deze tekenen doen; De boeken zullen opengedaan
14 7, 21| zij kwamen, wat zij zouden doen om te leven, en wat zij
15 8, 63| laatste dagen zult beginnen te doen, maar gij hebt mij niet
16 10, 18| tot mij: Ik zal dat niet doen, ik zal niet in de stad
17 10, 59| welke de Allerhoogste die doen zal, die op aarde in de
18 15, 8 | hetgeen zij onrechtvaardig doen. Ziet het onschuldig en
19 15, 19| om hun huizen teniet te doen door het zwaard, en om hun
20 15, 21| gedaan, alzo zal ik hun doen, en zal het in hun schoot
21 15, 56| mijn uitverkorenen zult doen, spreekt de Here, alzo zal
22 15, 56| Here, alzo zal de Here u doen, en zal u ten ongeval overgeven.~
23 16, 19| 19 Wat zal ik in deze doen, wanneer de ongevallen zullen
24 16, 67| 67 Wat zult gij doen, en hoe zult gij uw zonden
|