Chapter, Verse
1 1, 13| 13 Ik heb u door de zee geleid, en in den beginne
2 4, 7 | zijn er in het hart der zee? of hoeveel aderen zijn
3 4, 14| laat ons heengaan en de zee beoorlogen, opdat zij voor
4 4, 15| maakten de baren van de zee ook een aanslag, en zeiden:
5 4, 17| aanslag van de baren der zee, want het zand stond vast,
6 4, 19| bos, en een plaats voor de zee om haar baren te dragen.~
7 4, 21| gegeven is voor het bos, en de zee voor haar baren, alzo kunnen
8 5, 7 | 7 En de zee van Sodom zal haar vissen
9 5, 25| En uit al die diepten der zee hebt gij u een beek gevuld,
10 7, 3 | en hij zeide tot mij: De zee is in een diepe plaats gesteld,
11 7, 5 | Want wie zou gaarne in de zee willen gaan, en ze zien
12 9, 34| zaad ontvangen heeft, of de zee een schip, of een vat de
13 11, 1 | een arend klom op van de zee, welke twaalf vleugelen
14 12, 11| hebt zien opkomen van de zee, is het rijk, dat in een
15 13, 2 | stond een wind op van de zee, die al haar baren bewoog.~
16 13, 5 | zouden beoorlogen, die van de zee was opgekomen.~
17 13, 25| opklimmend uit het midden der zee.~
18 13, 51| de man van het midden der zee opkwam. En hij zeide tot
19 13, 52| weten, die in de diepte der zee zijn, zo zal niemand op
20 15, 59| ongelukkigen, gij zult over de zee wijken, en u zal daar weder
21 16, 12| met zijn fundamenten; de zee bruist van de diepte op,
22 16, 58| en zijn schatten; die de zee afmeet, en haar begrip.~
23 16, 59| 59 Die de zee besloten heeft in het midden
|