Chapter, Verse
1 3, 12| en natiën werden, dat zij weder goddelozer werden dan de
2 5, 13| mij toegelaten, en zo gij weder bidt en weent gelijk als
3 5, 13| dagen vast, zo zult gij weder grotere horen dan deze.~
4 5, 21| gedachten mijns harten mij weder zeer bekommerden.~
5 5, 22| 22 En mijn ziel nam weder de geest des verstands,
6 5, 22| des verstands, en begon weder te spreken voor de Allerhoogste.~
7 6, 31| 31 Indien gij dan weder bidt, en weder zeven dagen
8 6, 31| Indien gij dan weder bidt, en weder zeven dagen vast, zo zal
9 6, 31| dagen vast, zo zal ik u weder grotere dingen dan deze
10 6, 35| geschiedde na deze, dat ik weder weende, en desgelijks zeven
11 6, 36| achtste nacht, werd mijn hart weder in mij beroerd, en ik begon
12 8, 9 | baarmoeder te harer tijd weder hetgeen in haar gewassen
13 9, 27| gras, en mijn hart werd weder beroerd als tevoren.~
14 10, 4 | ik heb voorgenomen niet weder in de stad te komen, maar
15 10, 13| tegenwoordige menigte keert weder in haar, gelijk zij daaruit
16 10, 17| 17 Ga dan weder naar de stad tot uw man.~
17 11, 19| heerschappij voerden, en weder verdwenen.~
18 11, 46| 46 Opdat de gehele aarde weder verkwikt worde, en tot zichzelf
19 12, 18| dan niet vallen, maar zal weder in zijn eerste stand worden
20 13, 46| laatste tijd; en als zij nu weder zullen beginnen te komen,~
21 13, 47| 47 Zo zal de Allerhoogste weder de aderen der rivier ophouden,
22 14, 35| na de dood komen, als wij weder levend zullen worden, en
23 15, 59| zee wijken, en u zal daar weder ongeval ontmoeten.~
|