Chapter, Verse
1 5, 5 | druipen, en de steen zal zijn stem geven, en de volken zullen
2 5, 7 | uitwerpen, en zal des nachts een stem van zich geven, die velen
3 5, 7 | nochtans zullen zij haar stem horen.~
4 5, 37| toon mij het beeld van de stem; en dan zal ik u tonen de
5 6, 13| voeten, en hoor de volkomen stem des geluids.~
6 6, 17| en ik hoorde, en zie een stem sprak, en haar geluid was
7 6, 32| 32 Want uw stem is verhoord door de allerhoogste;
8 6, 39| want het geluid van de stem des mensen was nog door
9 8, 19| 19 Daarom hoor mijn stem, en versta mijn reden, en
10 9, 38| treurde en weende met luide stem, en zij was zeer bedroefd
11 10, 26| haastig groot geluid ener stem van zich, vol vreselijkheid,
12 10, 26| zodat de aarde beefde van de stem der vrouw.~
13 10, 27| verschrikte, en ik riep met luide stem, en zeide:~
14 11, 10| 10 En ik zag, en ziet, de stem kwam niet uit zijn hoofden,
15 11, 15| 15 En een stem is tot haar gekomen; zeggende:~
16 11, 36| 36 En ik hoorde een stem die tot mij zeide: Zie tegenover
17 12, 17| 17 En wat aangaat de stem die gesproken heeft, en
18 12, 45| en zij weenden met luider stem.~
19 13, 4 | 4 En waarheen zijn stem uit zijn mond ging, daar
20 13, 33| wanneer alle volken zijn stem zullen horen, zo zal een
21 14, 2 | 2 En zie een stem kwam tegen mij uit van het
22 14, 38| des anderen daags, dat een stem mij riep, zeggende: Ezra,
23 16, 28| ander mens te zien of zijn stem te horen.~
|