Chapter, Verse
1 1, 38| heerlijkheid dit is; en zie het volk dat van de opgang
2 4, 48| stond daar, en ik zag, en zie een gloeiende oven ging
3 5, 41| 41 En ik sprak: Maar zie, Here, gij zijt nabij degenen,
4 6, 17| voeten, en ik hoorde, en zie een stem sprak, en haar
5 8, 17| mij en voor hen; want ik zie de overtredingen van ons
6 8, 26| 26 En zie niet aan de misdaden uws
7 8, 29| vee geleefd hebben; maar zie die aan, die uw wet heerlijk
8 8, 63| 63 Zie, Here, nu hebt gij mij de
9 9, 38| aan de rechterzijde, en zie, zij treurde en weende met
10 10, 10| ook de anderen komen, en zie zij wandelen bijna allen
11 10, 32| ziet, ik heb gezien, en zie nog, wat ik niet kan verhalen.~
12 10, 49| 49 En zie, gij hebt haar gedaante
13 10, 55| verschrikt, maar ga heen en zie de heerlijkheid en grootte
14 11, 1 | EN ik zag een droom, en zie een arend klom op van de
15 11, 5 | 5 En ik zag, en zie de arend vloog met zijn
16 11, 36| stem die tot mij zeide: Zie tegenover u, en merk op
17 13, 5 | 5 En daarna zag ik, en zie, daar vergaderde een menigte
18 13, 9 | 9 En zie, zodra als hij het geweld
19 13, 20| hierin kome met gevaar, en nu zie de dingen die in het laatste
20 14, 2 | 2 En zie een stem kwam tegen mij
21 14, 2 | Ezra, Ezra! En ik zeide: Zie hier ben ik Here, en ik
22 15, 20| 20 Zie ik roep tezamen, spreekt
|