Chapter, Verse
1 1, 18| 18 Waarom hebt gij ons in deze woestijn
2 4, 20| hebt wèl geoordeeld, doch waarom hebt gij ook niet geoordeeld
3 4, 23| dagelijks omgaan: namelijk, waarom Israël de heidenen tot een
4 4, 23| smaad is overgegeven, en waarom het volk, dat gij liefgehad
5 4, 24| 24 En waarom wij door de wereld zijn
6 4, 33| wanneer zal dit geschieden? waarom zijn onze jaren weinig en
7 5, 17| Waar zijt gij geweest, en waarom is uw gelaat zo droevig?
8 5, 28| 28 En nu Here, waarom hebt gij dit enige volk
9 5, 35| gij niet. Doch ik sprak: Waarom Here? Waartoe ben ik dan
10 5, 35| Waartoe ben ik dan geboren, of waarom was mij de schoot van mijn
11 5, 46| tot haar: Zo gij baart, waarom doet gij dat op verscheiden
12 5, 52| gij zult tot haar zeggen: Waarom zijn degenen, die gij gebaard
13 6, 59| om onzentwil geschapen, waarom bezitten wij dan niet een
14 7, 15| 15 Nu dan, waarom zijt gij bekommerd, dewijl
15 7, 15| gij verderfelijk zijt? en waarom zijt gij beroerd, dewijl
16 7, 16| 16 En waarom hebt gij niet ter harte
17 7, 41| voor de goddelozen bidden, waarom zal het ook nu zo niet zijn?~
18 9, 40| 40 Waarom weent gij? en waarom zijt
19 9, 40| 40 Waarom weent gij? en waarom zijt gij bedroefd in uw
20 10, 31| 31 Wat is u, en waarom is uw verstand ontroerd,
21 10, 31| gevoelen uws harten, en waarom wordt gij ontroerd?~
22 13, 51| Here, toon mij toch dit, waarom ik gezien heb, dat de man
|