Chapter, Verse
1 3, 1 | jaar van de ondergang der stad, was ik te Babylon, en lag
2 3, 24| gezegd, dat hij uw naam een stad zou bouwen, en dat men u
3 3, 25| geschied, maar die deze stad bewoonden, zondigden tegen
4 3, 27| 27 En gij hebt uw stad overgegeven in de handen
5 7, 6 | een andere gelijkenis: Een stad is gebouwd en gelegen in
6 7, 9 | 9 Indien nu deze stad iemand tot een erve gegeven
7 8, 52| overvloed toebereid, de stad gebouwd, de rust beproefd,
8 10, 4 | voorgenomen niet weder in de stad te komen, maar hier te blijven,
9 10, 17| 17 Ga dan weder naar de stad tot uw man.~
10 10, 18| doen, ik zal niet in de stad gaan, maar hier zal ik sterven.~
11 10, 27| niet meer, maar er werd een stad gebouwd, en een plaats werd
12 10, 42| heeft u geschenen, dat een stad gebouwd werd.~
13 10, 44| zult zien als een gebouwde stad.~
14 10, 46| Salomo na dertig jaren de stad heeft gebouwd en offeranden
15 10, 54| verdragen worden, waar de stad des Allerhoogsten zou begonnen
16 12, 40| voorbij waren, en dat ik in de stad niet was wedergekeerd, zo
17 12, 50| 50 En het volk is naar de stad vertrokken, gelijk ik hun
18 13, 31| willen bestrijden, de ene stad de andere, en het ene volk
19 15, 17| mens zal begeren in een stad te gaan, en hij zal niet
20 15, 48| 48 Gij hebt de gehate stad altijd willen navolgen in
21 15, 60| zullen zij de verslagen stad in stukken stoten, en zullen
22 16, 29| 29 Ja van een stad zullen er alleen tien overblijven,
|