Chapter, Verse
1 2, 23| ze: zo zal ik u de eerste plaats geven in mijn verrijzenis:~
2 4, 19| gegeven voor het bos, en een plaats voor de zee om haar baren
3 4, 29| omgekeerd wordt, en de plaats niet wegwijkt, waar het
4 6, 14| beweging, en nochtans zal de plaats waar gij op staat niet bewogen
5 7, 3 | De zee is in een diepe plaats gesteld, opdat zij diep
6 7, 4 | haar ingang is in een enge plaats gesteld, opdat zij de rivieren
7 8, 6 | is kunnen leven, die de plaats van een mens beslaat?~
8 9, 12| 12 En toen hun nog plaats van berouw open was, die
9 9, 29| woestijn in een onvruchtbare plaats, die van niemand wordt betreden,
10 10, 27| een stad gebouwd, en een plaats werd vertoond van grote
11 10, 54| 54 Want in die plaats kon ook geen werk van het
12 11, 8 | een ieder slape op zijn plaats, en wake te zijner tijd.~
13 11, 13| haar einde kwam, en haar plaats werd niet meer gevonden.
14 11, 24| de vier bleven aan haar plaats.~
15 11, 40| En hetwelk, in de vierde plaats komende, al de dieren heeft
16 12, 37| leg dat in een verborgen plaats.~
17 12, 41| ons verlaat, en aan deze plaats blijft zitten?~
18 12, 42| een kaars in een duistere plaats, en als een haven, en een
19 12, 48| geweken, maar ik ben in deze plaats gekomen, opdat ik zou bidden
20 13, 7 | ik zocht de landstreek of plaats te zien, waaruit de berg
21 16, 71| 71 Want van plaats tot plaats, en in de omliggende
22 16, 71| 71 Want van plaats tot plaats, en in de omliggende steden
|