Chapter, Verse
1 4, 2 | zeide tot mij: Uw hart gaat veel te hoog in deze wereld,
2 4, 26| mij, en zeide: Indien gij veel onderzoekt, zo zult gij
3 4, 34| hem te zijn, en gij gaat u veel te buiten.~
4 4, 49| vol van water en bracht veel regen in met onstuimigheid,
5 7, 42| eeuw is niet het einde, veel heerlijkheid blijft nog
6 8, 2 | zou zeggen, dat het zeer veel aarde geeft, waaruit een
7 8, 15| weet gij het best, maar veel meer zal ik spreken van
8 8, 41| gelijk de landman op de aarde veel zaad zaait, en vele planten
9 8, 47| 47 Want u ontbreekt nog veel, dat gij mijn schepsel zoudt
10 9, 22| worden, want ik heb ze met veel arbeid volmaakt.~
11 11, 32| over allen die de aarde met veel arbeid bewonen, en het voerde
12 12, 24| daarin wonen; en dat met veel moeite boven allen die voor
13 12, 44| gij ons dan verlaat, hoe veel beter ware het ons, dat
14 13, 16| geweest in die dagen; en veel meer, wee degenen, die niet
15 13, 19| zijn zij in groot gevaar en veel nood gekomen, gelijk deze
16 14, 17| 17 Want de waarheid is veel verder geweken en de leugen
17 14, 24| 24 Maar gij, bereid u veel busbomen tafelkens, en neem
18 15, 41| en vliegende zwaarden, en veel water, zodat al de velden,
19 16, 5 | 5 Veel ongeval is over u gezonden,
20 16, 18| Het begin der smarten, en veel zuchtens; het begin des
21 16, 18| het begin des hongers, en veel stervens; het begin der
|