Chapter, Verse
1 1, 29| zijn, en ik zou u tot een God zijn; en dat gij mij tot
2 2, 3 | gezondigd voor de Here uw God, en hebt kwaad voor hem
3 6, 42| zouden dienen, als zij door God bezaaid en gebouwd zouden
4 6, 48| bracht gedierten voort, die God door één wenk bevolen had,
5 7, 3 | En ik zeide: Spreek mijn God! en hij zeide tot mij: De
6 7, 19| Daar is geen rechter boven God, en geen verstandige boven
7 7, 21| 21 Want God heeft ernstig geboden degenen
8 8, 58| hart gezegd, dat er geen God is, daar zij nochtans weten
9 9, 45| geschied na dertig jaren, dat God mij, uw dienst maagd verhoord
10 9, 45| vereerden de almachtige God zeer.~
11 10, 24| smarten af, opdat de sterke God u genadig zij, en de Allerhoogste
12 15, 12| worden, en met straffen, die God over hetzelve brengen zal.~
13 15, 27| in dezelve blijven. Want God zal u niet verlossen, omdat
14 16, 54| heb niet gezondigd voor God de Here en voor zijn heerlijkheid.~
15 16, 65| 65 Daarom dat God al uw werken ernstig heeft
16 16, 67| uw zonden verbergen voor God en zijn engelen?~
17 16, 68| 68 Ziet, God is de rechter, vreest hem;
18 16, 68| eeuwig te bedrijven, zo zal God u uitleiden, en van alle
19 16, 71| zijn tegen degenen, die God vrezen.~
20 16, 72| beroven, en te verstoren die God nog vrezen.~
21 16, 76| zijt niet beangst, want God is uw leidsman.~
|