Chapter, Verse
1 2, 8 | Assur! die de ongerechtigen bij u verbergt; gij boos volk,
2 3, 36| geboden gehouden hebben, maar bij de heidenen zult gij hen
3 4, 31| 31 Nu overweegt gij bij u zelf, wat een grote vrucht
4 4, 40| de vrucht nog zal kunnen bij zich houden.~
5 4, 50| hij zeide tot mij: Denk bij u zelf, gelijk de regen
6 5, 16| Salathiël, de overste des volks, bij mij kwam en zeide tot mij:~
7 5, 38| dingen kan zien, dan die bij de mensen zijn woning niet
8 5, 55| beginnen oud te worden, en bij wie de sterkte der jeugd
9 7, 28| geopenbaard worden met degenen die bij hem zijn, en die overgebleven
10 9, 35| ontvangen is blijft nu niet meer bij ons;~
11 10, 30| benomen, en hij nam mij bij de rechterhand, en sterkte
12 11, 28| waren, dachten ook zelf bij zichzelf heerschappij te
13 11, 31| zich om, met degenen die bij hem waren, en verslond twee
14 12, 7 | indien ik gerechtvaardigd ben bij u voor vele anderen, en
15 13, 52| mijn Zoon, of degenen, die bij hem zijn, dan op die dag.~
16 13, 56| getoond de schatten die bij de Allerhoogste zijn, en
17 14, 4 | Sinaï, en daar hield ik hem bij mij vele dagen.~
18 14, 22| 22 Indien ik dan genade bij u gevonden heb, zo zend
19 16, 31| alleen worden overgelaten, bij degenen, die de wijngaard
20 16, 32| vier overgelaten worden, bij degenen, die hun huizen
21 16, 60| uitspant als een gewelf; bij heeft die over de wateren
|