Chapter, Verse
1 3, 4 | aardrijk hebt gefundeerd, gij alleen, en hebt het volk geboden
2 3, 14| gij liefgehad, en hebt hem alleen uw wil aangewezen.~
3 4, 21| die op de aarde wonen, alleen verstaan hetgeen op de aarde
4 5, 23| uit al hun bomen hebt gij alleen de wijnstok verkoren;~
5 6, 6 | bedacht, en zij zijn door mij alleen en door geen ander gemaakt,
6 7, 8 | 8 Tussen deze nu is alleen een smal pad gelegd, namelijk
7 7, 48| gezondigd hebt, de val is niet alleen de uwe geweest, maar ook
8 8, 5 | meer tijds gegeven, dan alleen dit leven.~
9 8, 7 | 7 Want gij zijt alleen, en wij zijn maar een schepping
10 9, 24| is gebouwd, en gij zult alleen eten van de bloemen des
11 9, 24| geen wijn drinken, maar alleen de bloemen eten.~
12 10, 8 | bedroefd zijn, zo treurt gij alleen over een zoon.~
13 12, 36| 36 Gij dan zijt alleen waardig geacht, om deze
14 12, 42| 42 Want gij zijt alleen voor ons over uit alle volken
15 12, 51| mij bevolen had, en ik at alleen van de bloemen des akkers,
16 13, 9 | enig krijgsgeweer, maar alleen zag ik dit,~
17 13, 11| weldra niets werd gezien, dan alleen stof, en sterk riekende
18 13, 53| hebt, en om welks wil gij alleen hier verlicht zijt.~
19 16, 29| Ja van een stad zullen er alleen tien overblijven, en twee
20 16, 31| afgeplukt is, sommige druiven alleen worden overgelaten, bij
|