Chapter, Verse

 1   1, 37|                     37 Ik betuig van de genade
 2   2, 37|                     37 Neemt de gave aan, die u
 3   4, 37|                     37 En hij heeft de tijden met
 4   5, 37|                     37 Open mij de binnenkameren
 5   6, 37|                     37 Want mijn geest werd zeer
 6   7, 37|                     37 En die na hem geweest zijn
 7   8, 37|                     37 En hij antwoordde en zeide
 8   9, 37|                     37 Doch de wet is niet vergaan,
 9  10, 37|                     37 Nu dan, zo bid ik u, dat
10  11, 37|                     37 En ik zag, en ziet, een
11  12, 37|                     37 Daarom schrijf al deze dingen,
12  13, 37|                     37 Doch deze mijn Zoon zal
13  14, 37|                     37 En ik nam de vijf mannen
14  15, 37|                     37 En die de onstuimigheid
15  16, 37|                     37 Ziet dit is het woord des